Hongaarse kinderen sterkten na barre ellende in Nederland aan
Ruim 60.000 Hongaarse kinderen vertrokken tussen 1920 en 1930 naar het buitenland om bij te komen van alle doorstane ellende direct na de Eerste Wereldoorlog. Een expositie in Boedapest belicht de befaamde ”kindertreinen” die vooral Nederland en België aandeden.
De tentoonstelling is het werk van de vakgroep Nederlands van de Eötvös Loránd Universiteit (ELTE) in Boedapest. Daar wordt al jaren veel onderzoek gedaan naar culturele uitwisselingen tussen Hongarije en Nederland/België. Dr. Maarten Aalders coördineerde samen met dr. Orsolya Réthelyi de selectie van voorwerpen die een rol speelden tijdens de kinderactie.
Bij de expositie ”De kindertreinen. Voorwerpen en herinnering” verscheen een boekje (te bestellen via kindertreinen@planet.nl) dat het lot van Hongaarse kinderen in kaart brengt die enkele maanden tot soms enkele jaren in Nederland en België verbleven. De Eerste Wereldoorlog, de radenrepubliek van Béla Kun (maart 1919 tot augustus 1919), de Roemeense bezetting (augustus tot november 1919) en het voor Hongarije catastrofale verdrag van Trianon (1920) hadden het land uitgeput.
Daarbij kwamen nog de tienduizenden vluchtelingen die uit de bezette gebieden naar Boedapest trokken. Hongarije kon dus zijn eigen kinderen niet meer voeden! De protestantse kerken hadden al in 1918 een dringend beroep gedaan op de Nederlandse koningin Wilhelmina om alles te doen om een dreigende ramp in Hongarije te voorkomen. De brochure ”Een ernstige roepstem van de protestantsche kerken in Hongarije tot hunne geloofsgenooten in andere landen” is op de expositie te zien.
Hulpgoederen
Het Rode Kruis stuurde onder meer vanuit Nederland hulpgoederen. Een tweede initiatief was het fenomeen ”kindertreinen”: vooral naar Nederland en België, en op iets kleinere schaal ook naar Zwitserland, Zweden en Groot-Brittannië. De eerste kindertrein van Boedapest naar Nederland vertrok op 10 februari 1920.
In Hongarije werd een en ander geregeld door de Hongaarse Landsliga voor Kinderbescherming, een particuliere organisatie die na de Eerste Wereldoorlog nauw samenwerkte met de overheid en met de kerken. In Nederland ging het om een particulier initiatief van twee comités: het neutrale ”Centraal Comité voor noodlijdende Hongaarsche Kinderen” en het ”Nederlandsch Rooms-Katholieke Huisvestings-Comité te ’s Hertogenbosch”.
Het is bijna onvoorstelbaar dat zoveel kinderen de tocht naar het onbekende ondernamen. Toen zij de trein in Boedapest instapten, kregen zij een identiteitspas met fotootje van de Hongaarse Landsliga voor Kinderbescherming mee. De herinneringen aan die eerste ontmoeting wilden weleens verschillen, zo valt in een verslag te lezen. „Sommigen zien nog altijd de brede glimlach van de pleegmoeder voor zich toen die hen uit de rij haalde; voor anderen had het eerder iets van een veiling waar wildvreemden de kaart om de hals checkten om te zien of het ‘hun’ kind was.”
Terugkijkend kon de Landsliga met tevredenheid vaststellen dat ze aan haar taak voldaan had en dat tussen 1920 en 1930 volgens haar gegevens 61.477 ondervoede kinderen voor enkele maanden naar pleeggezinnen in Europese landen gestuurd konden worden om daar aan te sterken.
Gebrandschilderd raam
Toen in 1923 het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina groots werd gevierd, overhandigden afgevaardigden van het Hongaarsch-Nederlandsche Genootschap uit Boedapest in de Beeldenzaal van Paleis Noordeinde een gebrandschilderd glasraam (foto). Daarop is te zien dat Hongaarse kinderen van rechts en van links bloemenkransen brengen, terwijl de vorstin haar armen beschermend om de schouders van twee kinderen slaat, die hun hoofd in haar schoot leggen.