Grensovergang
Jesaja 40:31
„Maar die de HEERE verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden, zij zullen lopen en niet moede worden, zij zullen wandelen en niet mat worden.”
„Komt”, zegt de Heere, „Ik zal u eens naar het hart spreken. Ik zal tot uw ziel zeggen: „Ik ben uw heil!” De Heere heeft zo’n behagen in een kloekmoedige gestalte. Dat blijkt uit de bestraffingen die Hij geeft over de kleinmoedigheid en moedeloosheid. Dan is het eens: „Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovige?” (Mattheüs 16:8). Dan eens: „Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld?” (Mattheüs 14:31).
Ook blijkt het uit het gebod dat de Heere een behagen heeft in zo’n kloekmoedige gestalte. In Psalm 31 zong de dichter: „Zijt kloek, geeft de moed niet verloren; want God wil hen aanschouwen die op Hem vast betrouwen.” „Zijt sterk en Hij zal uw hart versterken” (Psalm 27:14). „Wentel uw weg op de Heere en vertrouw op Hem, Hij zal het maken” (Psalm 37:5).
Zie ook eens bij de grensovergang naar Kanaän, naar Jozua en Kaleb. De Heere zwoer dat niemand van de mannen die Kanaän bespied hadden in het land zou komen dan Jozua en Kaleb, en dat om hun kloekmoedige gestalte. Anderen maakten het hart van het volk neerslachtig, omdat zij niet volhard hadden de Heere na te volgen. Daarom zouden de anderen in de woestijn vallen en die twee zouden alleen in het land Kanaän komen.
Mogen wij zo ook vandaag nederig en kloekmoedig de grens overtrekken, met de Heere?
Bernardus Smijtegelt, predikant te Middelburg. (”Zestal leerredenen”, 1730)