Recht op abortus is voor velen heilig
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was het vrijgeven van abortus een belangrijk politiek strijdpunt. Dat is nu voorbij. Gelukkig is er altijd nog een niet te verwaarlozen groep Nederlanders die blijft protesteren tegen de huidige abortusvrijheid.
De gang van zaken in de Bloemenhovekliniek, waar illegaal late abortussen werden uitgevoerd, droeg duidelijk bij aan de toch al forse spanningen in het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Justitieminister Van Agt wierp zich in latere jaren, als leider van het pasgevormde CDA, op als de man van het ethisch reveil.
Een initiatiefvoorstel van PvdA en VVD om abortus te legaliseren, haalde het in 1976 niet in de Eerste Kamer, omdat dit een aantal VVD’ers te ver ging. Trouwens, in de Tweede Kamer had een lid van de D66-fractie, de rooms-katholiek Imkamp, ook tegen gestemd.
Wat dat betreft is er wel wat veranderd. Het is nu niet meer denkbaar dat een kamerlid van de VVD of D66 zich uitspreekt tegen de huidige abortuswetgeving. In brede kring geldt abortus als een onaantastbaar recht van de vrouw, ja, als een wezenlijk onderdeel van de rechten van de mens. Kennelijk zijn voor die kring die rechten niet in het geding als het gaat om het ongeboren kind. En ook de aanstaande vader geldt hier als rechteloos.
Terwijl voor te vroeg geboren kinderen kosten noch moeite gespaard worden om hun optimale levenskansen te geven, mogen in een wat eerder stadium van de zwangerschap gezonde embryo’s worden gedood. Een aantal mensen zal toegeven dat hier eigenlijk wel wat wringt, zoals ze wellicht ook hun bedenkingen hebben wanneer vrouwen voor de derde of de vierde maal om een abortus komen. Maar daar blijft het dan ook bij.
Half miljoen
Principieel verzet tegen de vrije abortus beperkt zich nu in feite tot de achterban van ChristenUnie en SGP. Dat zijn ruim een half miljoen kiezers. Daar kun je nog wat mensen van elders bij tellen en uiteraard ook een aantal niet-stemmers. Maar het is de vraag of je aan een miljoen tegenstanders komt. De meeste mensen die zich christen noemen, gaan akkoord met de huidige abortuspraktijk of geven weinig prioriteit aan eventuele bezwaren. Dat zegt wel wat.
Het CDA houdt zich tegenwoordig gedeisd. In het verkiezingsprogram van vorig jaar kwam het thema abortus niet meer aan de orde. Voor zover men met de huidige gang van zaken niet gelukkig is, vindt men het kennelijk niet opportuun om bezwaren nog aan de orde te stellen.
Maar in ieder geval is er in Nederland, zij het verhoudingsgewijs minder dan in de VS, ook een halve eeuw later nog duidelijk een groep mensen die zich blijft verzetten tegen het massaal afbreken van zwangerschappen. De jaarlijkse Mars voor het Leven is daar een uiting van. Evenzo moet het werk van de VBOK genoemd worden.
Waar in de brede samenleving abortus een normale zaak is geworden, dreigt gemakkelijk het gevaar van gewenning en acceptatie. Ook bij hen die aan hun bezwaren willen vasthouden. Soms komt dat ook tot uitdrukking in de gebruikte terminologie.
Recent werd in een column in het RD gesproken over een ”zwangerschapsonderbreking”. Alsof het embryo een tijdlang ergens bewaard wordt, waarna de zwangerschap gewoon wordt voortgezet. In het Nederlands Dagblad werd door een columnist geschreven dat zwangerschapsafbreking schuurt met Gods heilzame geboden. Schuren suggereert dat het er niet helemaal mee overeenkomt.
Waarom zeggen we niet ronduit, in plaats van dergelijke eufemismen te gebruiken, dat dit botst met Gods geboden? In plaats van ”Gij zult niet doden” geldt nu immers: ”tot 24 weken mag het wel.”
VBOK-directeur Alderliesten zei vorige maand (RD 24-11) dat abortus in Nederland strafbaar is, tenzij er sprake is van een noodsituatie bij de zwangere vrouw. „Wat die noodsituatie is, dat wordt bepaald door de autonome vrouw. De verantwoordelijkheid van de vrouw kun je niet overnemen en moet je daarom respecteren.”
Inderdaad is het begrip noodsituatie in de abortuswetgeving volstrekt gesubjectiveerd. Als de zwangere vrouw zegt dat er sprake is van een noodsituatie, dan is dat juridisch ook zo. Ook al zou het probleem zijn dat bij een volgend kind de hond niet meer mee zou kunnen in de auto.
In het kader van de hulpverlening door VBOK/Siriz zul je die jurisprudentie moeten accepteren, maar dat je die ook respecteert, is toch wat anders. Voor dergelijke volstrekt verkeerde beslissingen mag je en (als het goed is) kun je geen respect opbrengen. Wat kwaad is, moeten we wel kwaad durven noemen.
Overheidssubsidie
Nu is, mede door de overheidssubsidie die de organisatie ontvangt, de positie van Siriz niet gemakkelijk. Die subsidie kreeg zij een aantal jaren geleden omdat het kabinet-Rutte I de SGP te vriend wilde houden. Als je kijkt naar wat de overheid allemaal subsidieert, is het terecht dat ook het hulpverleningswerk van Siriz in die geldstromen deelt.
Zo’n subsidie geeft extra mogelijkheden, maar betekent in een aantal gevallen toch ook dat je minder vrij kunt opereren. En als die subsidie niet wettelijk vastligt, kun je bij een gewijzigd politiek klimaat al gauw weer buiten de prijzen vallen.
Staatssecretaris Blokhuis (ChristenUnie) zal ongetwijfeld positief staan ten opzichte van het werk van Siriz, maar heeft grote moeite om de subsidie te handhaven. De inmiddels gevoerde Kamerdebatten maken wel duidelijk dat er bij de seculiere partijen een grote aversie bestaat tegen hulpverlening die erop gericht is om het aantal abortussen te verminderen. Voor hen is abortus niet alleen een recht, maar kennelijk ook een goed.
Keuzehulp
Siriz heet tegenwoordig een keuzehulporganisatie. Dat mag echter niet betekenen dat het niet uitmaakt welke keuze er wordt gemaakt. Uiteraard is die keuze aan de ongewenst zwangere vrouw. Maar aangezien het bij Siriz moet gaan om de bescherming van het ongeboren kind, zal dat uitgangspunt toch moeten doorklinken. Anders is men, al dan niet als gevolg van de overheidssubsidie, wel een heel eind afgedwaald van de oorspronkelijke uitgangspunten.
Acht jaar geleden ontstond in de achterban ophef over de koers van de VBOK. Die is toen weer gesust. Het zal erom gaan om ook in de toekomst vast te houden aan het anti-abortusstandpunt van de oprichters. De zaak is het waard.