Verjaardag van VN-mensenrechtenverklaring geen reden tot feest
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vierde deze week zijn zeventigste verjaardag. In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog drong steeds meer het besef door dat de mens voor zijn medemens een beest kan zijn. De beelden uit de concentratiekampen toonden aan dat beschaving niet beschermt tegen gruweldaden. Het leidde tot het ontstaan van de Verenigde Naties die op 10 december 1948 in een Algemene Vergadering de verklaring over mensenrechten vaststelden.
Een belangrijke bron voor de mensenrechtenverklaring was de Franse voorloper ervan uit 1789. Een hoofdelement daarvan was de soevereiniteit van het volk: het volk is de bron voor het gezag. Het document dateert van zes weken na de bestorming van de Bastille en ademt de geest van de Franse revolutie.
Dezelfde geest keerde terug in veel nationele grondwetten en daarna ook in de VN-verklaring. Het is dan ook geen wonder dat die in 1948 geen bijval kreeg in orthodox-protestantse kring. Een kerkblad uit die tijd herinnert eraan dat dit document nergens rept over God en Zijn recht tegenover de mens. Erger nog: in een stemming daarover werd nadrukkelijk besloten om de naam van de Schepper er buiten te houden. „Men meent het dus wel af te kunnen zonder God.”
In volgende decennia werd deze verklaring de voedingsbodem voor een reeks ontwikkelingen waar christenen kritisch tegenover stonden. Het recht van het individu, de enkeling, staat centraal: die moet eigen keuzes kunnen maken, los van elke norm of traditionele verplichting. In de naoorlogse postchristelijke samenleving leidde dit gelijkheidsdenken tot de golven van het feminisme, de seksuele revolutie, de homo-emancipatie en genderneutraliteit.
Er zit echter ook een andere kant aan de VN-verklaring. Die heeft niet alleen wortels in de Franse revolutie maar ook in het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581, waarin Nederland zich afkeerde van het Spaanse juk van Filips II. Dat document is mede gebaseerd op een tekst van de reformator Theodorus Beza.
De VN-verklaring is weliswaar God-loos, maar daarmee is niet alles gezegd. De uitspraken over huwelijk en gezin zullen huidige emancipatiedrijvers tegenstaan. Verder wil de verklaring een verbod op slavernij, marteling en geloofsvervolging. Ook wordt er gesproken over het recht op bijzondere zorg en bijstand voor moeder en kind – en impliciet valt daar de beschermwaardigheid van het ongeboren leven onder.
Dat klinkt mooi op papier, maar het toont meteen aan dat deze verklaring uiteindelijk tandeloos is. Ook in de 21e eeuw voorkomt zo’n op humanistische leest geschoeid document niet de gruweldaden en bloedbaden die mensen elkaar aandoen. Dat hoeft niet te verwonderen, omdat er iets fundamenteels aan ontbreekt: dat God er recht op heeft dat mensen Hem liefhebben. Waar dat nageleefd wordt, zullen zij elkaar liefhebben in plaats van onderdrukken.