Belijdenis
Psalm 80:9
„Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven, en hebt dezelve geplant.”
Wij bidden U, dat Gij, U erbarmend over Uw kudde, onze gebeden wilt verhoren, Uw macht wilt bewijzen en, om ons toe te brengen, dat Uw volle zaligheid tot ons komt. O God, richt ons weer op en laat het licht van Uw aanschijn over ons lichten, zo zullen wij behouden zijn. Hoe lang zal Uw toorn branden tegen de gebeden van Uw volk? U stelt ons tot een twist voor onze buren en daarom bespotten ons onze vijanden. U hebt Uw wijnstok uit de naburige landen in de onze overgebracht. Die hebt U door Uw dienaren bebouwd en door Uw hemelse dauw en regen besproeid, opdat hij wortelen zou en zijn ranken tot in de uiterste delen van de aarde en van de zee zou uitstrekken. Daarin hebt U een toren voor de wachters van Uw volk gesticht. U hebt ook een wijnpers der tucht daarin uitgehouwen. U hebt die met een schild van Uw bescherming bekleed en van stenen gezuiverd. Maar deze wijnberg heeft, in plaats van liefelijke druiven, wilde vruchten van twist en nijd voortgebracht. En wij, de arbeiders ervan, hebben tussen U en ons, door onze ongerechtigheden, een droevige scheiding gemaakt. Hieruit is het, dat wij tranenbrood eten in plaats van dagelijkse spijzen en drank.
Johannes Polyander, hoogleraar in Leiden
(”Preek over Jesaja 52:7”, 1618)