Cultuur & boeken

Het verlangen van een 
seculiere 
dominee

Cabaretiers zijn de dominees van het seculiere leven. Op de planken spelen zij facetten van het moderne leven, soms in taalkundig verpakte humor, soms in bijtende agressie, al of niet gedrenkt in blasfemie of ranzige bewoordingen.

Jan van der Graaf
12 December 2018 16:40Gewijzigd op 16 November 2020 14:51
Paul van Vliet tijdens een optreden op het Haags UIT Festival in 2009.  beeld Wikimedia
Paul van Vliet tijdens een optreden op het Haags UIT Festival in 2009.  beeld Wikimedia

Een van hen is/was Paul van Vliet (1935). Maar: „Hij is het podium afgestapt. Het applaus is verklonken. De lichten in de zaal zijn uit.” En nu schreef hij een boek, een boek met brieven van heel verschillende aard en inhoud. Ik richt me vooral op de eerste brief, een brief aan God.

Kan dat eigenlijk wel, een brief aan God schrijven? Zoals een mens zich in gebeden met een gesproken woord tot God richt, zo kan hij dat ook schrijvende doen. Hoeveel gebeden zijn in de loop van de tijd trouwens niet schriftelijk vastgelegd en nagesproken? Christus Zelf is erin voorgegaan.

Maar nu dan Van Vliet. Hij beschrijft eerst zijn jeugd, in een christelijk gezin, op de christelijke school. Zijn grootvader zat voor de Antirevolutionaire Partij in de Tweede Kamer. „Het waren de jaren van Schuld en Boete, Zonde en Vergeving, Lijden en Genade.”

Maar in zijn „wilde jongensjaren” leidde dat tot heftige conflicten met zijn ouders. Hij ging het huis uit en zei het geloof vaarwel. „Ik kan het wel alleen”, riep hij, hoewel hij „op dagen van verwarring” soms terugverlangde naar „de veiligheid van Uw kerk”, vooral als de kerkklokken opriepen tot gehoorzaamheid „met de belofte van vergeving en genade.”

Zwerven

Nu is hij echter van de planken af: „De oogst is binnen en ik zit terzijde en denk na, lichamelijk wat minder sterk, geestelijk iets minder weerbaar.” „Zo ben ik, na een levenlang zoeken en zwerven toch weer bij U in de buurt gekomen.” Hij is niet geholpen met de gedachte dat God in de mens zit; zeker niet waar „Uw zoon Jezus Christus (wordt) teruggebracht tot de menselijke maat van gewoon een charismatische profeet.”

Hij moet nu afscheid nemen van alles wat vertrouwd en succesvol was. Het zou hem niet verbazen als hij God uiteindelijk toch weer (nog) zou tegenkomen. En dan volgt de veelzeggende slotzin: „Ik zal weten dat Ú het bent als ik mij onvoorwaardelijk heb overgegeven en mijn eenzaamheid zal zijn verdwenen.”

Zulke woorden blijven bij me haken. Hoe kan een mens zich anders aan Hem overgeven dan wanneer hij zich gewonnen geeft aan het Woord? Je zou deze woordkunstenaar het Woord in willen jagen (zoals Luther het formuleerde). Die Bron kent Van Vliet van huis uit. Je zou met hem in gesprek willen gaan, zoals Filippus ooit deed met die kamerheer uit Ethiopië. Om de Schriften te openen, waarin God Zich in Christus laat vinden. Dan zou een ooit seculiere ‘dominee’ anderen nog kunnen meenemen op het goede pad.

Overige brieven

Van Vliet mag dan aangeven dat voor hem God niet in de mensen zit, maar de titel van zijn boek, ”Brieven aan God en andere mensen”, doet toch anders vermoeden. Een grote vergissing!

Die ”andere mensen”, nog in leven of al overleden, vormen intussen een bont gezelschap. Ze komen uit de kringen waarin Van Vliet verkeerde, of het zijn z’n vrienden bij Unicef (het Kinderfonds van de Verenigde Naties dat actief is in derdewereldlanden), waarvan hij al 25 jaar ambassadeur is.

Maar Van Vliet schrijft ook een lange brief aan zijn vader, tekenleraar van professie, gestorven in 1991: „Mijn driftige eigenzinnigheid liet zich moeilijk plooien naar jouw gedragscodes. Ik vond je toen eigenlijk alleen maar hinderlijk op de weg naar mijn eigen ambities.”

Een veel kortere brief richt hij aan zijn moeder: „Ik heb geen herinnering aan gesprekken of gebeurtenissen waarin wij dicht bij elkaar zijn gekomen.” Ontroerend is de brief aan Japie Groen, zijn Joodse vriendje uit de derde klas van de lagere school, „voorgoed verdwenen en naar later bleek, vergast in Sobibor.”

Brief aan zichzelf

Van Vliet schreef ook een brief aan zichzelf als 21-jarige. „Maar als je oud bent (…) blijft er maar één huis over: je eigen huis. Alleen daar kan je je verzoenen met je angsten, je eenzaamheid en de terminale mankementen die voorafgaan aan de dood.”

In de bundel is ook een brief aan de dood zelf opgenomen, die Van Vliet drie keer in de ogen zag: „Ik heb de tijd na de ontmoetingen met u niet of nauwelijks benut voor reflectie”, schrijft Van Vliet. Intussen scheert hij langs de rand van de mogelijkheid van euthanasie.

Hoewel het boek geen onvertogen woord bevat, is zijn brief aan ene Frans Bonnema in Leeuwarden op het randje, want niet vrij van cynisme. Hij zit daar op een terras waar ook een evangelisch evangelisatieteam optreedt. Hij volgt de oudtestamentische Schriftlezing, waarvan hij een tekst letterlijk citeert, zonder verwijzing naar de Schriftplaats en in een vertaling die mij niet bekend is, hoewel in Oudnederlands. Enig speurwerk bracht me bij de (inderdaad) heftige woorden van Jesaja 13. Lichtvoetig, op het cynische af, gaat Van Vliet om met de tekst en met het getuigenis van de groep, met alleen hem als toehoorder. Of raakt het hem toch…? Want hij vreest misbruik van de Bijbel die zijn vriend hem gaf. En hij geeft de ober 25 euro mee voor het gezelschap.

Tot zover een inkijkje in dit boek van een seculiere dominee. Een boek waarin zijn leven als man op de planken langskomt. Maar waarin vervolgens ook zijn ervaring nadien, met de eenzaamheid, de depressie en het zoeken naar God, een plek krijgt. De onmogelijke titel ten spijt.

Boekgegevens

”Brieven aan God en andere mensen”, Paul van Vliet; uitg. Balans; 224 blz.; € 19,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer