Ontleen schoolmethodiek aan Bijbel en traditie
De opzet en invulling van christelijk onderwijs moeten we doordenken vanuit de vraag: Welke door school en opvoeding gevormde volwassene is God welbehaaglijk in gezin, kerk en maatschappij? Dus niet starten bij modernistische opvoedingsidealen, om die vervolgens in te passen in een Bijbels kader
Na mijn column (RD 24-11) naar aanleiding van een artikel van Adri Verweij over het einde van het leerstofjaarklassensysteem kwamen Gerdien en Pieter Rouwendal met een reactie (RD 30-11) .
Hun kerngedachte is dat gepersonifieerd leren juist aansluit bij een Bijbelse benadering van onderwijs en opvoeding. Ze betogen dat individueel onderwijs heel goed gericht kan zijn op sociale doelen, dat het nu eenmaal eigen is aan het onderwijs dat het kind centraal staat en dat autonomie zowel een basisbehoefte als een scheppingsgave is. Hun reactie is echter gebaseerd op drie misverstanden.
Opvoedingsdoel
Het eerste misverstand is dat ik Zweden een slecht gidsland zou vinden omdat het geseculariseerd is. Dat is niet mijn punt. Ik ben het met de Rouwendals eens dat we systemen kunnen benutten die uit een geseculariseerde koker komen. Mijn punt is dat hoe je het onderwijs vormgeeft, samenhangt met je opvoedingsdoel en je ideale samenleving.
Het ideaal in Zweden is de mens die autonoom, als onafhankelijk individu, in het leven staat. De nadruk op genderonafhankelijk opvoeden illustreert dat: het mag niet zo zijn dat iemand de veronderstelde individuele identiteit van een kind beïnvloedt door hem als jongen of als meisje te benaderen. Het is tekenend voor dit neoliberale denken dat nergens in Europa de marktwerking in het onderwijs zo ver is doorgevoerd als in Zweden, met alle desastreuze gevolgen van dien. Zie bijvoorbeeld de ResearchED lezing van Ken Kornhall en het artikel van Sally Weale in The Guardian (10-5-2015): ”How Sweden’s celebrated schools system fell into crisis”.
Autonomie
Het tweede misverstand heeft te maken met het begrip autonomie, waaraan een groot deel van het artikel is gewijd. De Rouwendals noemen autonomie een basisbehoefte en een scheppingsgave. Zij illustreren dat met het Bijbelse gegeven dat Adam de dieren autonoom namen gaf.
Ik ben bereid om mee te denken over de verschillende betekenissen van het woord autonomie, maar hier haak ik af. Autonomie is een samenstelling van ”autos” (zelf) en ”nomos” (wet); het betekent zelfbeschikking, onafhankelijkheid. De mens kwam in het paradijs juist tot zijn recht door volmaakte afhankelijkheid. In die afhankelijkheid heeft Adam de dieren een naam gegeven. Autonomie is geen scheppingsgegeven; juist door de ingefluisterde behoefte aan autonomie zijn Adam en Eva gevallen.
Onze huidige behoefte aan autonomie is een signaal van onze verdorvenheid. De mens komt beter tot zijn recht naarmate hij door Gods genade meer en meer afhankelijk en dienstbaar leeft. Ten onrechte ziet het echtpaar Rouwendal autonomie als partieel synoniem met zelfstandigheid. De passage uit het opvoedingsdoel van Waterink („een zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid”) betekent juist „zelfstandig maar niet autonoom”. Het brengt me bij het derde misverstand.
Apart gezet
De auteurs lijken mijn artikel te lezen als een pleidooi tegen gepersonifieerd leren. Dat is onjuist. Als gepersonifieerd leren een betere route zou blijken om christelijke onderwijs- en opvoeddoelen te realiseren, zou ik er meteen voor zijn.
Mijn artikel richt zich op de methodiek. Het is een pleidooi om onderwijs te doordenken vanuit de missie. „Start with Why”, zegt organisatieadviseur Simon Sinek. Ik deel de mening van de Rouwendals dat het kind daarin centraal mag staan. Maar dan als kind dat geschapen is met een doel en apart gezet met een intentie. God is Eigenaar. De Why-vraag is dan: Welke door onderwijs en opvoeding gevormde volwassene is Hem welbehaaglijk in gezin, kerk en maatschappij? Dus niet starten bij modernistische opvoedingsidealen, om die vervolgens in te passen in een Bijbels kader. De verwarring rondom autonomie laat zien waartoe dat leidt.
Deze omgekeerde methode is er ook de oorzaak van dat christelijke scholen, ondanks de mogelijkheid om zich te laten leiden door de wijsheid van Schrift en traditie, steeds weer meebewegen met moderne onderwijskundige trends. De door de Rouwendals aangehaalde POP-cyclus is daar een treffend voorbeeld van. Het is gebaseerd op een maakbaarheidsgedachte die inmiddels alweer op haar retour lijkt te zijn.
Als we erin slagen ons onderwijs te doordenken vanuit de Bijbel en de traditie, zou het christelijk onderwijs zich op lange termijn positief kunnen onderscheiden. We hoeven niet bij nul te beginnen. In het laatste decennium heeft Driestar Hogeschool vooral rond het lectoraat van Bram de Muynck heel wat waardevol gedachtegoed ontwikkeld.
Ten slotte, Adri Verweij ken ik al lang en ik weet dat principes en christelijke waarden voor hem heel belangrijk zijn. Ik daag hem daarom uit om ons vanuit Bijbels doorleefd denken mee te nemen naar de door hem verwachte toekomst.
De auteur is eigenaar van een adviesbureau voor mediation, coaching en training.