Britse atheïst John Gray legt vinger bij pijnpunten atheïstisch gedachtegoed
Atheïsme is kort gezegd de opvatting dat er geen persoonlijke God bestaat. In Nederland is een groeiend deel van de bevolking atheïst.
In kringen van hoger opgeleiden ligt het aantal atheïsten al snel boven de 40 procent. De atheïst is daarom een belangrijke gesprekspartner in het publieke debat over allerlei levensbeschouwelijke vragen. Het mooie aan John Gray is dat hij als atheïst in ”Zeven vormen van atheïsme” zelf allerlei vormen van atheïsme stevig bekritiseert en vervolgens een aanzet geeft om een vorm van atheïsme te construeren die hij wel houdbaar acht. Is hij hierin geslaagd?
Gray was, voordat hij met emeritaat ging, hoogleraar ideeëngeschiedenis aan diverse prestigieuze universiteiten, zoals die van Oxford en de London School of Economics. Daarnaast heeft hij zich toegelegd op het schrijven van toegankelijke boeken voor een groter publiek, over de relatie tussen mens en dier, over al-Qaida, liberalisme en humanisme. In zijn jongste boek evalueert hij wat in zijn ogen de zeven hoofdtypen van atheïsme zijn. Met vaart en humor loopt hij de geschiedenis door en laat hij aan de hand van prachtige citaten van invloedrijke denkers, schrijvers en politici zien hoe zij aan verschillende vormen van atheïsme gestalte hebben gegeven.
Dat hij dit doet is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Atheïsme is immers primair een negatieve opvatting: het is het idee dat er geen goden zijn, in ieder geval geen persoonlijke goden, zoals de God en Vader van Jezus Christus. Heel wat atheïsten beklemtonen dit en gaan dan over op een kritische analyse van allerlei vormen van religieus geloof. Maar daarmee wordt verbloemd dat de atheïst nog heel ander werk te doen heeft. Een lange rij complexe vragen dient zich namelijk aan, zoals: Als God niet bestaat, waarom is er dan een universum? Is de mens uniek? Waarom is de werkelijkheid geordend en kunnen wij die begrijpen? Is er wel goed en kwaad? Iets ontkennen is één ding; vervolgens met een geloofwaardiger alternatief komen is heel wat anders.
Gray valt met de deur in huis door grondige kritiek te leveren op een variant van atheïsme waar we allemaal bekend mee zijn: het nieuwe atheïsme van mensen als Richard Dawkins, Sam Harris, Daniel Dennett en Christopher Hitchens. Volgens deze vier ”ruiters van het atheïsme” is Godsgeloof in strijd met de wetenschap, alsook moreel en maatschappelijk schadelijk. Gray maakt korte metten met het nieuwe atheïsme. Terecht wijst hij erop dat religie geen verzameling primitieve wetenschappelijke verklaringen is die inmiddels zijn achterhaald door betere wetenschappelijke hypotheses. Hij ontzenuwt de mythe dat religie schadelijk is voor een samenleving of voor het individu.
Historische claims
Bovendien vraagt hij aandacht voor een gebied waar wel degelijk potentieel een conflict zou kunnen bestaan. Zo noemt hij de historische claims die het christendom doet, bijvoorbeeld over het leven, de dood en de opstanding van Jezus Christus. Gray begrijpt beter dan de nieuwe atheïsten wat geloven in God eigenlijk inhoudt en hij vermijdt de karikaturen waar iemand als Dawkins tot vervelens toe op teruggrijpt.
Net zo kritisch is Gray op seculier humanisme, zoals dat van de liberaal John Stuart Mill en de Britse atheïst Bertrand Russell. Deze vorm van atheïsme koestert de opvatting dat de mens in de loop van de tijd de wereld zal verbeteren. Gray beschouwt dit optimisme als een overblijfsel van het christelijk geloof. Morele vooruitgang van de wetenschap verwachten is evengoed ongegrond. We kennen allemaal de gruwelijke experimenten die aan het begin van de 20e eeuw in naam van de wetenschap zijn uitgevoerd en diverse verlichtingsdenkers die door atheïsten op handen worden gedragen, zoals Immanuel Kant en David Hume, bleken expliciete racisten te zijn.
Er zijn ook nog militante varianten van atheïsme, zoals dat van Markies de Sade, waarbij sprake is van continue opstand tegen God. De aanhangers doen er alles aan om zo immoreel mogelijk te leven. De vrij nuchtere beschrijving die Gray hiervan geeft, voldoet ruimschoots om een weldenkende lezer van de totale misère van dit wereldbeeld te overtuigen. Ook varianten van transhumanisme, dat hoop put uit de verwachting dat de mens vervangen zal worden door zijn eigen technologische creaties, worden door Gray afgeserveerd als atheïsme met een surrogaatgod. De mens zelf, wetenschap, hedonisme, techniek: het zijn allemaal nieuwe goden om de leegte waarop atheïsten stuiten te vullen, aldus Gray.
Wat blijft er over? Gray ziet twee mogelijkheden. Enerzijds kunnen we een atheïsme „zonder vooruitgang” omarmen, dus een atheïsme dat niet de aversie tegen religie van de nieuwe atheïsten voedt, maar ook niet het naïeve geloof in vooruitgang door menselijk streven. Anderzijds kunnen we een variant van atheïsme omarmen die de kosmos zelf met God identificeert, in de lijn van de bekende Nederlandse filosoof Baruch Spinoza. God is hierbij geen persoon die de kosmos tot aanzijn riep, maar God en de kosmos zijn één en hetzelfde.
Piketpaaltjes
De kritiek van Gray op allerlei vormen van atheïsme is overtuigend en ontwapenend. Hij wil niet coûte que coûte atheïsme verdedigen, maar zoekt een intellectueel en moreel houdbare variant ervan te ontwikkelen. Daarmee plaatst hij vooral piketpaaltjes: daarbinnen zal het moeten gebeuren. Tot een substantiële uitwerking ervan komt hij echter niet. In welke zin kan de kosmos goddelijk zijn als het heelal gewoon een materieel object is? Wat moet ons hoop geven als we vooruitgang noch van de mens noch van God mogen verwachten? Wat is de mens, heeft de mens waarde, is de mens uniek? (Opmerkelijk is dat de Nederlandse ondertitel, ”Een zoektocht om het mens-zijn te begrijpen”, in het Engels geheel ontbreekt, en terecht, want daar gaat het boek niet over.) Hoe kan het dat we als mensen de wereld kunnen begrijpen, dat er orde is? Wat moeten we met geloof in goed en kwaad als we niet meer dan een evolutionair product zijn? Het valt nog te bezien of we deze grote vragen kunnen beantwoorden zonder een nieuwe surrogaatgod te creëren.
Gray legt de vinger bij allerlei pijnpunten in het gedachtegoed van invloedrijke atheïsten. Een intellectueel houdbaar, moreel bezielend en existentieel aantrekkelijk alternatief dat in enig detail is uitgewerkt, houden we nog van hem tegoed.
Dr. Rik Peels is universitair docent en onderzoeker aan de afdeling filosofie van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Boekgegevens
”Zeven vormen van atheïsme. Een zoektocht om het mens-zijn te begrijpen”, John Gray, (vert. Fred Reurs); uitg. Spectrum; 237 blz.; € 22,50.