Economie

„Inburgeren ook nodig voor shortstayer”

De golf van Oost-Europese arbeidsmigranten, met de Polen voorop, leidt vermoedelijk niet tot een herhaling van de geschiedenis van de gastarbeiders. „Wel moeten we alert zijn en is er sprake van een samenlevingsvraagstuk”, zegt hoogleraar Godfried Engbersen. „Gemeenten staan voor de ingewikkelde taak om draagvlak voor hen onder hun bevolking te creëren.”

Ad Ermstrang
28 November 2018 22:05Gewijzigd op 16 November 2020 14:44
Prof. Engbersen: „Rijk dient gemeenten financieel te helpen bij inburgeringsprogramma’s.” beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. Engbersen: „Rijk dient gemeenten financieel te helpen bij inburgeringsprogramma’s.” beeld RD, Anton Dommerholt

Het aantal Polen in Nederland is de afgelopen jaren snel gestegen: tot boven een kwart miljoen. Driekwart van hen zegt voor langere tijd hier te blijven, een onbekend maar groeiend aantal vestigt zich permanent. De laatste tijd vlakt de instroom iets af doordat de economische situatie in Polen verbetert, maar daar tegenover staat een groeiende groep nieuwkomers uit andere Oost-Europese landen zoals Roemenië, Bulgarije en Letland. Dit voedt de angst bij sommige deskundigen dat de geschiedenis van de kansloze gastarbeiders uit de vorige eeuw zich bij een economische terugval herhaalt.

Engbersen is hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Hij houdt zich bezig met vraagstukken rond de arbeidsmigratie in Europa. De socioloog benadrukt dat de diversiteit in de groepen arbeidsmigranten heel groot is. Er zijn er die voor korte tijd komen, anderen blijven wat langer en sommigen kiezen ervoor hier met hun gezin een nieuw bestaan op te bouwen. „Het draait om de vraag hoe sterk de binding is met het land van herkomst en aan de andere kant met het bestemmingsland. Daarbij spelen tal van factoren een rol. Zoals werk, familie, verenigingsleven en de woning.”

Huisvesting

De gemeentebesturen staan voor de „ingewikkelde taak om daar beleid voor te ontwikkelen. Het belangrijkste probleem vormt de huisvesting. Maar ook daarin zie je weer een grote verscheidenheid. Lang niet alle gemeenten hebben te maken met arbeidsmigranten”, zegt Engbersen.

In Limburg, Noord-Brabant en het Westland is er al behoorlijk wat ervaring opgedaan, omdat seizoenswerkers uit het buitenland daar geen onbekend verschijnsel zijn. Die kwamen er al voordat in de 2004 en de jaren daarna de grenzen van verschillende EU-staten voor werknemers werden opengesteld. „Maar in bijvoorbeeld verschillende Gelderse gemeenten is dat minder het geval. Die hebben te maken met nieuwe beleidsvragen rond huisvesting, maar ook rond onderwijs. Wat doe je met zijinstromertjes in het onderwijs en hoe pak je de integratie aan van groepen die niet inburgeringsplichtig zijn en er tijdelijk verblijven?”

De groep met de zwakste binding aan Nederland zijn de shortstayers. Ze komen slechts voor een korte tijd. De hoogleraar noemt hen het meest problematisch. Engbersen: „Gemeenten zullen er niet omheen kunnen ook voor hen lichte inburgeringsprogramma’s te ontwikkelen. Slim beleid, om ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van deze mensen geen belasting is voor de lokale samenleving. Zo kunnen gemeentebesturen uitleg geven over de lokale mores en informatie verstrekken over de omgeving. Dat dient gepaard te gaan met het voorkomen van overlast. Voor sommige seizoenskrachten is het goed om Nederlands te leren, voor anderen is dat niet nodig. Je moet de mensen als het ware bij de hand nemen om maatschappelijk draagvlak te laten ontstaan. Ook werkgevers hebben daar in deze tijd –waarin technologie en kennis steeds belangrijker worden– baat bij. Zij hebben eveneens een taak, in samenwerking met de gemeentebesturen.”

Tellen

Bovenal staan de lokale besturen voor de taak om de huisvesting van de migranten in goede banen te leiden. „Zet niet alle migranten bij elkaar, zorg voor nette onderkomens en doe het in samenspraak met de bevolking. Stap één is daarbij dat bekend moet zijn wie er in de gemeente woont. Ken uw migrant. Dat betekent tellen en registreren”, adviseert de hoogleraar.

Voor het leren van de taal stelt de rijksoverheid nu geld beschikbaar voor bijvoorbeeld de groep vluchtelingen. Het Rijk heeft ook voor wat betreft de arbeidsmigranten een taak. „Ik kan me voorstellen dat er voor hen potjes voor een lichte vorm van inburgering beschikbaar komen.”

Engbersen denkt niet dat het drama van de gastarbeiders uit de jaren zestig van de vorige eeuw zich zal herhalen. Een groot deel van de Turken en Marokkanen, naar Nederland gehaald voor laaggeschoold werk, bleef en kwam in een uitkering terecht toen de economie verslechterde. „De omstandigheden zijn anders dan toen. Als nu het tijdelijk contract afloopt, moet je terug. Daarnaast wordt er veel heen en weer gereisd, wat toch andere inzichten geeft.”

Wel dienen we alert te zijn, meent de hoogleraar. Hij bepleit preventief beleid voor het geval bepaalde bedrijfstakken minder floreren of zelfs geheel ten onder gaan. „Net als bij de andere werknemers, in programma’s voor werk, omscholing en re-integratie. Als je werkloos raakt, is het belangrijk weer snel naar de arbeidsmarkt te worden geleid.”

Eethuisjes

Over de groeiende groep blijvers is Engbersen minder bezorgd, al lijken veel Polen zich nu terug te trekken in parallelle samenlevingen met eigen winkels, cafés en eethuisjes. Aanleren van het Nederlands kan daardoor belemmerd worden. „Dergelijke ontwikkelingen zie je vaker”, aldus de wetenschapper, die studie maakte van de emigratiegolven in de vorige eeuw richting de Verenigde Staten. „Er zijn parallellen te trekken met het Chicago van voor de Eerste Wereldoorlog. Je had daar toen grote groepen Polen, die er een thuis vonden. Ze bouwden er hun leven op in hun veilige gemeenschap met eigen verenigingen, winkels en andere voorzieningen. Het was voor hen een eerste stap naar integratie. Je vindt er nu van hun eigen cultuur bijna niets meer terug. Mogelijk gebeurt hetzelfde in Nederland. Duidelijk is echter wel dat het langdurig voortbestaan van gescheiden werelden niet echt wenselijk is.”

Een voordeel voor de Poolse immigranten is hun opleiding. „Over het algemeen hebben Polen redelijk onderwijs gehad. Je ziet dat velen ook vrij snel de taal aanleren.” Wat verder meespeelt, is de blanke huidskleur. „Ze zijn geen zichtbare minderheid en hebben daardoor minder met discriminatie te maken.

Rotterdam-Zuid

Essentieel voor integratie is het hebben van (vast) werk. „Als je je eigen broek kunt ophouden op de arbeidsmarkt, gaat het vaak vanzelf. Alleen huisvesting is dan een punt, omdat je je in het begin niet kunt inschrijven bij een corporatie. En als dat wel het geval is, zijn de wachttijden te lang. Dan zie je, net als in de VS, dat gevestigde migranten de nieuwe groep opvangen. Iets soortgelijks doet zich voor in bijvoorbeeld Rotterdam-Zuid, waar veel Turkse woningeigenaren actief zijn. Natuurlijk gebeuren daar ook foute dingen, maar ze bieden wel weer huurmogelijkheden voor Polen. En van daaruit kunnen ze vervolgstappen maken. Migranten die blijven, zijn meestal ondernemende types. Dat heeft positieve kanten.”

Wel vraagt Engbersen zich af of het potentieel productiemedewerkers in Oost-Europa niet enigszins uitgeput raakt. „Het is steeds moeilijker om geschikte Polen te vinden. Daardoor is de instroom van Bulgaren en Roemenen toegenomen. Bulgarije telt bijvoorbeeld maar 7 miljoen inwoners. Dat wordt weleens vergeten. Er zijn er al veel vertrokken naar tal van landen. Hetzelfde geldt voor de Baltische staten. Een van de grote uitdagingen van de komende tijd zal zijn om het onbenutte arbeidspotentieel dat Nederland nog heeft, beter te benutten en nieuwe bronnen van arbeidsmigratie aan te boren.”

>>rd.nl/poleninnederland voor eerdere afleve- ringen.

Een parallelle samenleving

Poolse arbeidsmigranten wonen op parken, campings en in hotels, maar ook in dorpen en stadswijken. Zeker zolang er sprake is van een flexbaan komt de integratie in de Nederlandse samenleving niet van de grond. Hoe ziet een parallelle samenleving eruit?

Neem het Brabantse Helmond. In de 90.000 inwoners tellende stad wonen enkele duizenden Polen. De directe omgeving telt er naar schatting meer dan 40.000.

Uit een rapport van onderzoeksinstituut PON blijkt dat slechts 4 procent van alle Brabanders weleens op bezoek gaat bij Poolse buren of kennissen. Buiten het gastvrije Brabant zal dit percentage zeker niet hoger zal zijn.

Geen wonder, want wat doe je als je je buren niet verstaat? De meesten komen via een werfactie van een uitzendbureau en verwachten slechts tijdelijk in Nederland te verblijven. Waarom zou je haast maken met het leren van de taal als je een flexbaan hebt? Als EU-burger ben je niet verplicht je in de Nederlandse taal en cultuur te verdiepen.

Bovendien hebben de arbeidsmigranten de Nederlandse taal niet nodig en houden ze hun eigen leefgewoonten vast. Zo heeft Helmond een Poolse supermarkt, aan de rand van het winkelcentrum. Daar wordt het brood gebakken volgens eigen recept en het vlees en de alcohol ingeslagen.

In nog geen vijftien jaar heeft zich een eigen wereldje ontwikkeld met cafés, delicatessenwinkels, eethuizen, kappers en –in een naburig dorp– een hondentrimsalon. De groep die vasthoudt aan het rooms-katholieke geloof bezoekt op zondag de Poolse mis, geleid door een Poolse pastoor. De bioscoopvestiging van Pathé draait op gezette tijden Poolse films. Thuis is er de Poolse televisie en wordt er geluisterd naar Nasze-Radio, dat in Nederland uitzendingen maakt in de moedertaal.

Slimme ondernemers organiseren Poolse feestavonden en festivals en op de sociale media zijn er grote Facebookgroepen actief. De stad telt twee Poolse adviesbureaus.

Twee volstrekt gescheiden werelden, die elkaar alleen treffen als een Pools gezin schoolgaande kinderen heeft. Langzaam maar zeker zijn er steeds meer blijvers, en de tweede generatie in de vorm van kinderen van vier jaar en ouder dient zich aan. Wellicht vormen zij de opmaat naar de integratie.

Godfried Engbersen

Godfried Engbersen (1958) is sinds 1998 hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij houdt zich bezig met verschillende vraagstukken op het terrein van sociale ongelijkheid en internationale migratie.

Sinds 1 september 2014 is Engbersen lid van de WRR, de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De socioloog werkte eerder bij de universiteiten van Leiden, Amsterdam en Utrecht. In het voorjaar van 1996 was hij gasthoogleraar aan het Center of Western European Studies aan de University of California, Berkeley. Hij is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

serie Polen in Nederland

Nederland telt honderdduizenden Oost-Europese arbeidsmigranten. Polen vormen verreweg de grootste groep. Velen zijn van plan om te blijven. Tiende en laatste deel in een serie over hun leven, werken en wonen in de polder.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer