Pastor bij het schavot van de nazi’s
Titel:
”Harald Poelchau. Ein Leben im Widerstand”
Auteur: Klaus Harpprecht
Uitgeverij: Rowohlt Verlag GmbH, Reinbek bij Hamburg
Pagina’s: 2004, ISBN 3 498 02969 X, 250 blz. € 19,90. Hij was iemand die achter de schermen, op een ongedachte, unieke, maar gevaarlijke post, gestalte gaf aan verzet tegen het nazi-regime van Hitler: dr. Harald Poelchau, gevangenispastor in Berlijn. Meer dan 1000 ter dood veroordeelden begeleidde hij op hun laatste gang naar de dood en hij bood ook nog eens talrijke Joden en onderduikers een veiliger heenkomen.
Als zoon in een eenvoudig predikantsgezin groeit Harald Poelchau (Potsdam, 1903) op in Brauchitschdorf, in Silezië. De jonge Harald stapt in de voetsporen van zijn vader en gaat theologie studeren. Tijdens zijn studie in Bethel, Tübingen, Marburg, Berlijn en Breslau is hij actief in de jeugdbeweging. Als student theologie en filosofie weet hij zich gecharmeerd van het religieus socialisme van Paul Tillich. Ook loopt hij college bij de moderne en liberale Rudolf Bultmann en Adolf von Harnack. Hij trouwt in 1928 met Dorothee Ziegele en krijgt in 1938 een zoon bij haar, Harald junior. Ondertussen promoveert hij in 1931 bij Tillich met een dissertatie over de socialistische opvattingen in het Duitse welvaartssysteem.
Eenmaal afgestudeerd als theoloog ziet Poelchau in de jaren dertig een roeping voor zich weggelegd als gevangenispredikant. In 1933 gaat hij aan de slag in de gevangenis van Tegel, Berlijn. Hier wordt hij getuige van de nazi-dreiging die al boven Duitsland hangt. Steeds meer politieke vluchtelingen, onder wie ter dood veroordeelden, ziet hij in de Tegel-cellen terechtkomen. Poelchau is een fel tegenstander van de doodstraf, vermeldt een nieuw, memorabel boek over de pastor van de Duitse auteur Klaus Harpprecht: ”Ein Leben im Widerstand”.
In 1941 raakt Poelchau bevriend met de mensen die een belangrijke rol vormen in één kring van het Duitse verzet, die van de Kreisauer Kreis rond graaf Helmut James von Moltke en graaf Peter Yorck von Wartenburg. Ze brainstormen op Moltkes landgoed in het Silezische Kreisau over de toekomst van een democratisch Duitsland in een verenigd Europa. Poelchaus afkeer van de Hitler-dictatuur is net zo groot als die van andere Kreisauers. Poelchau neemt deel aan de beraadslagingen en smeedt samen met hen plannen voor een democratisch vaderland, die gisteren zestig jaar geleden uitmondden in een aanslag tegen Hitler.
Bonhoeffer
De theoloog Dietrich Bonhoeffer behoort tot de mensen met wie Poelchau zich verwant voelt. Eberhard Bethge schrijft in diens biografie over Bonhoeffer dat Poelchau op grond van zijn nauwkeurige kennis van plaats en personeel het sinds eind 1943 waagt „steeds vaker op illegale wijze de cel van Bonhoeffer te bezoeken.” Bij hun gesprekken is Bonhoeffer altijd de gevende en hij de ontvangende, noteert Poelchau in zijn dagboeknotities. Hij stelt met verbazing vast dat de invloed van Bonhoeffer op de medegevangenen zo groot is dat het lijkt alsof ze allemaal in vrijheid verblijven. Voor het Kerstfeest van 1943 vraagt Poelchau Bonhoeffer een gebed te doen, wat als het beroemde gebed voor de medegevangenen de geschiedenis is ingegaan.
Onvermoeibaar zet Poelchau zich in voor zijn gevangenen. Van 1933 tot het einde van de oorlog in 1945 werkt hij in Berlijn-Tegel, Plötzensee en in Brandenburg. Tussen de muren van de cellen is hij de zielzorger van de Kreisauers, de politieke gevangenen van de Rote Kapelle, de mannen en vrouwen van de 20e juli 1944 en van veel Noorse, Nederlandse, Belgische en Franse verzetsmensen.
Gevangenen die het doodvonnis moeten ondergaan, neemt hij apart. Hij spreekt op hen in, brengt rust en laat hen een laatste brief schrijven aan de dierbaren en nabestaanden. Poelchau lijdt eraan dat hij al die mensen, met wie hij een band heeft opgebouwd, moet zien sterven. Meer dan 200 tegenstanders van de dictatuur ziet hij daadwerkelijk geëxecuteerd worden. Onder hen een groep van tientallen Nederlanders die van Scheveningen naar Berlijn waren getransporteerd. Op weg naar het schavot hieven zij het Wilhelmus aan. Na de oorlog is Poelchau in Den Haag bij de bijzetting aanwezig geweest.
Netwerk
Ondertussen weet de gevangenispredikant er handig voor te zorgen dat hij geen verdenkingen op zich laadt. Dat is niet gemakkelijk in een tijd waarin de Geheime Staatspolizei aast op tegenstanders van Hitler. Buiten de gevangenis is Poelchau even dapper als erbinnen. Hij weet dat hij hoog spel speelt en zijn leven riskeert. Vanuit zijn woning onderhouden Poelchau en zijn vrouw een heel netwerk voor de vervolgden van het Derde Rijk. Hij geeft hun onderdak, hulp en eten, en vervalst paspoorten. Kortom, hij ontwikkelt een ware passie voor het illegale werk. Hij smokkelt brieven om de gevangenen in Tegel in contact te laten komen met hun familie. Moltkes vrouw Freya en vele anderen die de oorlog overleefden, spreken van zijn buitengewone optreden. Marion Yorck von Wartenburg vermeldt in haar ”Kracht van de stilte” dat Poelchau een aantal vrouwen die bij de aanslag van 20 juli betrokken waren tijdens hun verblijf in de gevangenis het systeem van het tikken bijbracht. Men seinde door middel van tikken op de muren naar elkaar, een teken om ter bemoediging een gezang of psalm te zingen.
Ook voor veel ondergedoken Joden was huize Poelchau een reddingsstation. Maar het einde van de oorlog betekent voor de predikant geen echte bevrijding. Na de doorstane dictatuur ziet hij zich opeens geconfronteerd met de ellende van een ontwortelde en ontwrichte samenleving.
Twee jaar lang, 1945-1947, is hij secretaris-generaal bij het Hilfswerk van de EKD (Evangelische Kirche Deutschlands). Van 1946 tot 1949 werkt hij in het centrale gevangeniswezen in het door de Sovjets bezette deel van Berlijn. Het kapitalisme van het Westen boeit hem niet. Poelchaus sympathie gaat eerder uit naar de communisten. In zijn loopbaan heeft hij immers zo veel communistische gevangenen de dood zien ingaan.
Een christen, in de zin van religieus socialist, is de in 1972 overleden Poelchau altijd gebleven. Harpprecht rekent hem terecht tot de mensen van het Duitse verzet, die gisteren in Duitsland voor het eerst op grootse wijze zijn herdacht. De voormalige bondskanselier Helmut Kohl huldigde vorige week in de Frankfurter Allgemeine Zeitung de Duitsers die verzet hebben geboden, op welke wijze dan ook. „De aanslag tegen Hitler blijft een wegwijzer, een oriëntatiepunt voor de omgang met totalitarisme en extremisme. Het gaat om de goede erfenis van de Duitse geschiedenis. Wij als Duitsers moeten de medestrijders van de 20e juli diep dankbaar blijven: voor hun heldere denken, hun bereidheid zich op te offeren en voor hun moedig optreden.”
Wonder
Vanuit die invalshoek schreef ook Klaus Harpprecht (1927) zijn boek over Poelchau. Uit het meeslepende beeld dat hij van Poelchau schetst komt een man naar voren met ”Zivilcourage” ofwel uitzonderlijke moed. Het enige, overigens niet onoverkomelijke, nadeel is dat hij zijn bewondering voor mensen als Poelchau niet helemaal onder stoelen of banken steekt. Dat Poelchau nooit in handen van de Gestapo is gevallen mag tot op de dag van vandaag een raadsel, nee, een wonder heten, aldus Harpprecht.
Een echt wetenschappelijk verantwoorde biografie is het boek van Harpprecht niet geworden, wel een fascinerende en oprechte levenskroniek van een Duitser die zich geïnspireerd voelde vanuit Matthéüs 25:35-36. „Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen.”