„Wie op een windmolenpark wil werken, moet zeebenen hebben”
„Wie voor de komende 25 tot 30 jaar een baan wil hebben bij het windmolenpark dat voor de kust van Zeeland verschijnt, moet zeebenen hebben. En geen hoogtevrees.”
Dat zegt Steven Engels, directeur Nederland van het Deense energiebedrijf Ørsted. Ørsted gaat 77 turbines in zee bouwen, die samen de energie voor 825.000 tot een miljoen huishoudens zullen leveren.
De windmolens komen op 23 kilometer uit de kust ter hoogte van Westkapelle te staan. Alleen bij heel helder weer zijn de gevaartes te zien vanaf het strand. Het zoevende geluid is aan land niet te horen.
De turbines worden hoger dan de Euromast in Rotterdam. Het zijn daarmee de grootste turbines die tot nu toe in Europa zijn gebouwd. Een rotorblad is 81 meter lang. Dat is langer dan de spanwijdte van een Airbus 380-verkeersvliegtuig.
Ørsted, voorloper op het gebied van de bouw van windturbines, denkt nog grotere windmolens te kunnen bouwen. „Probleem is alleen dat zulke grote onderdelen ook vervoerd moeten worden”, aldus Engels. In Jutland in Denemarken zijn al aparte transportwegen aangelegd voor het vervoer van rotorbladen naar de kust, waar ze ingescheept worden voor verder transport.
Windenergie goedkoper
Engels: „Grotere molens en grotere windparken zorgen ervoor dat windenergie van zee steeds goedkoper wordt. Een grotere molen kan meer elektriciteit produceren. Er zijn minder funderingen nodig, minder kabels en ook het onderhoud wordt goedkoper.”
Om die reden hadden Shell, Mitsubishi, Eneco, Van Oord en het Zwitserse Partners Group een aardige verrassing voor de regering: ze hebben veel minder subsidie voor het nieuwe Zeeuwse windmolenpark nodig dan was begroot. Het kabinet trok er 5 miljard euro voor uit, het consortium denkt aan 300 miljoen euro genoeg te hebben. Dat komt ook door de lage rentestand en door grote concurrentie op het gebied van windenergie. In totaal gaat het nieuwe Zeeuwse park naar schatting 1,3 miljard euro kosten.
Energiebedrijf Nuon zegt zelfs helemaal geen steun meer nodig te hebben voor een windmolenpark dat het voor de kust van Noordwijk gaat bouwen. Het kabinet garandeert voor vijftien jaar afname van elke kilowattuur aan stroom die bij de zeeparken wordt opgewekt.
Stroom opwekken uit wind is één van de manieren waarmee Nederland de achterstand hoopt in te lopen op het gebied van de ontwikkeling van duurzame energie. Nu draagt windenergie nog 13,8 procent bij aan duurzame energie, maar dat moet in 2030 minstens 70 procent zijn. Naast windmolenparken investeert Nederland ook stevig in zonneparken en aardwarmte.
De bouw van het windmolenpark voor de Zeeuwse kust begint eind volgend jaar. In 2021 moet het park stroom leveren. Netbeheerder TenneT uit Arnhem zorgt voor de aansluiting op het stroomnet. Daarvoor worden in zee twee enorme platforms van 55 meter hoog, 50 meter lang en 28 meter breed gebouwd. Elk platform weegt 2,7 miljoen kilo. De bouw begint binnenkort.
Mensen nodig
Zeeland vaart wel bij de bouw van de nieuwe windmolens, zo verwacht onder meer de provincie. Er zijn meteen al honderden mensen nodig voor de bouw van de parken. Transport van en naar de platforms gebeurt vanuit de haven van Vlissingen. Als de parken eenmaal klaar zijn, blijven er werknemers nodig voor onderhoud, transport, logistiek en techniek.
Volgens de provincie Zeeland hebben zich 175 bedrijven aangemeld die werknemers voor uiteenlopende taken zouden kunnen leveren. Ørsted-directeur Engels: „Het gaat niet alleen om technisch en wetenschappelijk werk op zee, maar ook om huisvesting van werknemers, om catering op de platforms, om schoonmaakwerk. Om honderden vaste banen, eigenlijk.”