Column (ds. J. Belder): Geduld
Wij reisden per spoor naar Amsterdam. Een bevriende collega van onbesproken rechtzinnige signatuur en ik, om deel te nemen aan een debat over ”kerk en homoseksualiteit”. Het werd een leerzame ontmoeting.
Na lang en veel luisteren dorst ik ook iets te zeggen. Een jonge kittige PKN-domina, vergezeld van haar vrouw, keek mij onthutst en geringschattend aan. Op militante toon besliste zij dat ik met mijn folkloristisch standpunt niet in haar kerk hoorde.
Jaren later schoof ik aan in een samenspreking. Weer over homoseksuele relaties. Met knikkende knieën had ik de uitnodiging aanvaard. Een prachtkans om te pleiten voor een heilige en veilige kerk. Ook voor anders geaarden. Welwillend werd ik aangehoord. De debatleider manoeuvreerde daarna behendig om mij heen, zodat ik de verdere avond de rol van Piet Snot vervulde.
Ik moest aan dat alles denken toen vorige week de synode van de PKN vergaderde en opnieuw het hete hangijzer ”zegenen en inzegenen” van relaties uit de koelkast kwam. Volgens de aanhangers van de moderne optiek zijn homoseksuelen nu eenmaal zo geschapen en dus door God gewild. Waarom zouden ze dan ook niet met elkaar mogen trouwen en de zegen van God ontvangen? Het moderamen voelde haarfijn aan dat het in dezen spitsroeden lopen was. Er zou zomaar een volgende uitstroom van betrokken kerkleden kunnen plaatsvinden. Het zocht naar een compromis. Niet tot ieders tevredenheid. Een eerwaarde ijveraar liet in Trouw weten te popelen om het thema weer op de agenda van de aprilsynode te krijgen. Weg met dat onderscheid tussen homo- en heterorelaties dat nu nog alleen op papier gehandhaafd blijft. Dan die orthodoxen er maar uit.
Gelijktijdig speelde buiten de deuren van de synodevergadering een andere kwestie. Homomannen hoeven zich met hun kinderwens niet langer te behelpen met adoptie. Twee klinieken zijn hen met enig kunst- en vliegwerk graag ter wille. Wel zelf eicel en leenbuik meebrengen. Een hoogleraar plaatste ethische kanttekeningen en bezigde het woord ”consumptieartikel”. Dat heeft hij geweten. Niettemin zal de tijd ons leren wat het doet met een kind dat straks op zoek gaat naar zijn biologische ouders en dan ontdekt: ik ben twee keer afgestaan. Eerst door mijn moeder die haar eicel doneerde. Daarna verbleef ik negen maanden in de buik van een wildvreemde, om uiteindelijk terecht te komen bij twee papa’s.
Kunt u niet meekomen in deze ontwikkelingen? Een PKN-synodelid drong vorige week in de krant aan op geduld met orthodoxen. Ze komen echt wel. Alleen met vertraging. Wie weet…