Weid Uw kudde
Micha 7:14a
„Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont…” Heere, zult Gij dan geen acht geven op de kudde van Uw weide, voor de naam en zaak waarvoor wij hier bijeengekomen zijn? Uw wijnstok is het die Gij met Uw hand geplant hebt. Ze is het werk van Uw handen, Uw huis, waarin Gij woont. Ze is Uw bruid, die Gij U verworven hebt door Uw barmhartigheid en voortdurende trouw: het lichaam van Uw Zoon, dat Hij met Zich verbonden heeft en waarvan Hij geopenbaard heeft de Verlosser te zijn. Ze is Uw enige, Uw verkorene, het deel van Uw erfenis. Ook is ze de zetel van Uw roem, aangezien Gij door haar alleen nu en hierna tot in alle eeuwigheid verheerlijkt wilt worden. Uw gemeente smacht naar U, roept U aan, verlangt naar U uit de allergrootste diepten, opdat Gij haar, terneergeslagen en van droefheid kwijnend, zou troosten, opdat Gij haar, die door wonden, afgunst en slagen van de voetzool af tot aan de kruin van het hoofd ziek en vuil is, zoudt verbinden en genezen, opdat Gij haar, waar zij vernietigd en verstrooid is, opnieuw zoudt verzamelen, die in duisternis gezeten is, zoudt verlichten en die in het stof ligt, zoudt oprichten en steunen. Verhoor Uw kerk, o Heere, en ook ons ter wille van haar zaak. Sta niet langer toe dat zij haar vijanden tot spot is, maar verhef over haar licht van Uw Aangezicht.
Johannes Bogerman (1576-1637), voorzitter van de Nationale Synode van Dordrecht 1618/1619. (Gedeelte van het gebed dat hij uitsprak tijdens de zesde zitting van de synode)