Spotlight: Aanpassen aan de taal van de groep
Wat mag je wel en niet zeggen in het openbaar? Dat is sterk afhankelijk van de kring –of, zoals sommigen willen, de bubbel– waarbinnen je je bevindt. Ben je links en feministisch, dan mag je andere dingen niet zeggen dan wanneer je rechts en conservatief bent. Over dat onderwerp schreven Gerben Bakker en Gert Jan Geling een boeiend boek.
Heftige discussies waren er de afgelopen week rondom het optreden van de Canadese, conservatieve hoogleraar Jordan Peterson aan de Universiteit van Amsterdam. Tientallen studenten en docenten hadden geprotesteerd tegen dat optreden. Ze vonden dat Peterson –met zijn „conservatieve”, „antifeministische” en „politiek incorrecte” opvattingen– niet zomaar zijn verhaal mocht doen, daar moest ten mínste een andere spreker tegenover staan die voldoende links-levensbeschouwelijk tegengas kon bieden. Soms lijkt zo’n universiteit meer op de reformatorische wereld dan ze zelf weten wil.
Woorden hebben macht, zo blijkt. Sommige woorden mogen in sommige omgevingen niet uitgesproken worden, en sommige woorden moeten juist verplicht uitgesproken worden om bij de groep te horen. Dat is zichtbaar in linkse of rechtse politieke bolwerken, onder managers, journalisten, predikanten of welke andere beroepsgroep ook. En ook in je eigen reformatorische omgeving kun je het dagelijks waarnemen. Franca Treur geeft er in haar eerste roman een confronterend voorbeeld van: het meisje uit haar boek vertelt een zelfverzonnen bevindelijk verhaal in bevindelijke taal, alleen maar om haar oma een genoegen te doen.
Het is niet moeilijk om de taal te spreken die anderen van je horen willen. Het is veel moeilijker om ervoor te zorgen dat je taal niet voortdurend afwijkt van het authentieke gevoel in je hart. Toch ligt ook dat weer genuanceerd, zo laten Gerben Bakker en Gert Jan Geling –beiden docent veiligheidskunde– zien in hun boek ”Over politieke correctheid”. De hele maatschappij zou een chaos worden als iedereen altijd maar alles zei wat in hem opkwam. Een beetje beleefdheid en inlevingsvermogen en diplomatie is de smeerolie van de samenleving.
Tegelijk kan die houding doorslaan in politieke correctheid of zelfs hypocrisie als je anderen, links of rechts, zwaar of licht, te veel naar de mond wilt praten en te weinig eerlijk bent over je eigen gedachten en gevoelens. Waarheid en oprechtheid zijn belangrijke zaken, daar kunnen we niet straffeloos de hand mee lichten, dat heeft een negatieve invloed op onszelf en ook op de samenleving als geheel.
Precies dat is de reden dat columns als die van Japke-d. Bouma (in NRC) zo aanslaan. Zij kijkt kritisch naar het taalgebruik in allerlei sectoren van de maatschappij. En ze stelt genadeloos de holle retoriek van bijvoorbeeld het managersjargon aan de kaak – de titel van haar vorige bundel spreekt boekdelen: ”Ga lekker zélf in je kracht staan”. In haar nieuwe boekje ”Mag ik even iets tegen je aanhouden?” is de taal van tv-programma’s, politieke verkiezingsslogans, sport, reclame en nog veel meer aan de beurt. In het algemeen is dat verfrissend. Pas als het raakt aan wat voor jezelf heilig is –neem de stukjes waarin Bijbel of geloof ter sprake komen– wordt het moeilijk. En dat laat precies zien hoe het werkt met taalgebruik: er zijn altijd taboes, er zijn dingen die heilig zijn, waarvan je niet verdraagt dat anderen daar lacherig over doen of het er niet mee eens zijn.
Dat mechanisme kan, als het goed is, een maatschappelijke discussie op gang brengen. Maar daar begint meteen ook het probleem dat Bakker en Geling aan de orde willen stellen: in onze samenleving lijken mensen zich steeds meer terug te trekken in de eigen groep van gelijkgezinden. We nemen niet langer de moeite om andersdenkenden uit te laten praten, echt naar hun woorden te luisteren en vervolgens onze eigen ideeën daartegenover te zetten. We weten toch al van tevoren hoe we erover denken (of erover zouden moeten denken), en iedereen die er niet zo over denkt is ontzettend fout. Of het nu over migratie gaat of over Zwarte Piet, over de islam of over genderneutrale toiletten.
De auteurs maken overigens een interessant onderscheid tussen ”dogmatische” en ”conformistische” politieke correctheid. Dogmatici zijn de mensen die voor hun overtuiging de barricaden opgaan, die er heilig van overtuigd zijn dat zij de moreel juiste opvattingen hebben en dat de rest van het land er onmiddellijk ook zo over moet gaan denken. Maar dat is de minderheid. De grootste groep wordt gevormd door de conformisten die zich aanpassen aan degene die het hardste schreeuwt en die gewoon proberen om snel weer bij de acceptabele, moreel superieure meerderheid te horen.
Een goed voorbeeld daarvan is de discussie over de vraag of je het nu over ”blanke” of over ”witte” mensen moet hebben. In het uiterst gevoelige debat over racisme, slavernij en alles wat daarbij hoort, hoeven maar een paar mensen iets te roepen, en meteen voelen politiek en media de druk om hun taalgebruik aan te passen. Dat is overigens iets heel menselijks: je doet altijd je best om het jargon te spreken dat er van je verwacht wordt in de wereld waar je bij wilt horen. Voor de een is dat de wereld van de media, voor de ander de wereld van de universiteit, voor een derde de refowereld.
Als het over Nederland gaat, is het vaak de linkse, intellectuele, progressieve wereld die de elite vormt en die dus het meest als toonaangevend en ”politiek correct” ervaren wordt in discussies in de media. Hoewel je ook kunt zeggen dat dat ondertussen alweer bijna achterhaald is en dat juist het rechtse geluid (met zijn kritiek op islam en immigratie) steeds breder gehoord wordt en dus op weg is het nieuwe ”politiek correct” te worden. De auteurs willen geen partij kiezen, maar laten wél zien welke risico’s het heeft als een elite aan anderen gaat voorschrijven hoe ze denken moeten.
Het is een buitengewoon interessant onderwerp dat Bakker en Geling aan de orde stellen. Maar hun boek zelf valt tegen: het heeft een weinig heldere betoogtrant en is taai om doorheen te komen. De aanbevelingen waarmee de auteurs afsluiten, zijn evenwel de moeite waard. Geen (zelf)censuur, wel academische vrijheid, investeren in professionele, veelstemmige journalistiek, en –heel interessant– streven naar een „cultureel verstevigd moreel bewustzijn” met als nieuwe deugden „bescheidenheid, weldenkendheid en zelfonderzoek.”
Intussen blijft de achilleshiel van dat betoog dat we ”morele waarheden niet moeten verabsoluteren”. ”Over politieke correctheid” is een boek voor en over postmoderne mensen die in theorie geen enkele absolute waarheid erkennen, maar die als gevolg daarvan in de praktijk eindeloos worstelen met het probleem van de waarheid, de daaruit voortvloeiende moraal en de vraag hoe je daarover op een zinvolle manier in debat kunt gaan.
”Over politieke correctheid”, Gerben Bakker en Gert Jan Geling; uitg. Boom, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 2442 254 8; 274 blz.; € 24,90. ”Mag ik even iets tegen je aanhouden?” Japke-d. Bouma; uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 004 0004 7; € 12,99.