Zelfs in de gevangenis kon Joseph Alleine het preken niet laten
De puritein Joseph Alleine hield niet op zijn gehoor te vermanen en aan te sporen. Op 17 november is het 350 jaar geleden dat deze trouwe zielenherder overleed.
De Londense baptistenprediker Charles Haddon Spurgeon had goede herinneringen aan het boek ”The sure guide to heaven” (de betrouwbare gids naar de hemel). Op zondagavonden las zijn moeder hem er vaak uit voor. Hij greep er als puber naar toen hij overtuigd werd van zijn verloren staat. In zijn autobiografie schrijft Spurgeon: „Ik herinner me dat, als ik ’s morgens wakker werd Alleine’s ”Alarm” en Baxters ”Call to the unconverted” ter hand nam. O, die boeken, die boeken! Ik las en verslond ze toen ik onder een gevoel van schuld verkeerde, maar het was alsof ik zat aan de voet van de Sinaï.”
De titels van de boeken van Joseph Alleine (ca. 1633-1668), ”De betrouwbare gids naar de hemel” en ”Een alarm” dekken dezelfde inhoud. Vele tienduizenden exemplaren zijn er van gedrukt. Ook de eerste Nederlandse uitgave van 1735 is meermalen herdrukt. De boodschap heeft nog niet aan actualiteit ingeboet, ondanks het feit dat deze vanuit het puriteinse klimaat in de zeventiende eeuw is geschreven.
Puriteins klimaat
Joseph Alleine werd begin 1633 of 1634 in Devizes in Wiltshire geboren. Al op jonge leeftijd vreesde hij de Heere. Op elfjarige leeftijd voelde hij zich geroepen om in Zijn koninkrijk werkzaam te zijn. Na de Latijnse school ging hij in Oxford studeren. Hij haalde de bachelorsgraad en werd privaatdocent van een aantal studenten en huisvoorganger in het Corpus Christi College.
De universiteit van Oxford was omgevormd tot een puriteins instituut. Owen werd in 1651 benoemd tot deacon (deken) van Christ’s Church dat ook deel uitmaakte van de universiteit. In dit puriteinse klimaat werd Alleine geestelijk gevormd. Hij had contact met Philip Henry (1631-1696), de vader van de bijbelcommentator Matthew Henry. Met hem voelde hij zich eensgeestes, ook op kerkrechtelijk terrein, want Alleine en Henry waren voorstanders van de presbyteriale kerkvorm.
Op 4 oktober 1655 verbond Alleine zich aan de gemeente St. Mary Magdalene Church in Taunton (Somerset), nadat hij met goed gevolg het toelatingsexamen had afgelegd. Alleine behoorde tot de presbyteriaanse puriteinen die na de Assembly van Westminster in verschillende gebieden een presbyteriale kerkorde invoerden.
Huisbezoek en catechisatie
In Taunton woonden ongeveer 20.000 inwoners. De stad, gelegen aan de zuidkant van de rivier de Tone, was omgeven door een afwisselend landschap van heuvels en boomgaarden. De wolnijverheid was een belangrijke bron van inkomsten. De grootte van de St. Mary’s Magdalene Church was in overeenstemming met deze bevolkte streek.
Alleine preekte op vijf tot zeven dagen per week. Wat dat betreft waren voor hem alle dagen gelijk: hij preekte tijdig en ontijdig. Niet alleen op zondag, maar op alle dagen moest er ruimte zijn voor het Woord van God. De puriteinen gingen vaak ook op doordeweekse dagen voor. Zo waren de marktdagen, wanneer er veel volk in de stad was, ook voor Alleine bij uitstek gelegenheden om het Evangelie door te geven. Hij was ook ijverig in de huisbezoeken en openbare catechisaties. Uit zijn brieven en geschriften blijkt zijn grote pastorale bewogenheid. Zijn boek ”De betrouwbare gids” laat zien dat hij vooral de onbekeerden op het oog had.
Boze dagen
In 1662 kwam na zeven jaar een einde aan Alleine’s bediening in Taunton. Hij behoorde tot de 2000 predikanten die gedwongen werden om de Kerk van Engeland te verlaten. Zij konden zich niet verenigen met de eis van koning Karel II om zich te conformeren aan de anglicaanse liturgie en het bisschoppenbewind.
Alleine hield met het oog op het naderend afscheid een serie preken, waarvan de laatste over Efeze 5:16 ging: „De tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn.” Het is niet bekend of hij een speciale afscheidspreek in het kerkgebouw gehouden heeft. Hij wilde zijn goddelijke roeping niet verloochenen door niet meer voor te gaan. Nu de kerkdeuren voor hem gesloten waren, koos hij schuren en huizen als plaatsen van samenkomst.
Omdat Alleine het preken niet wilde staken, werd hij een jaar later voor de rechter gesleept die hem veroordeelde tot gevangenschap. Na twaalf maanden opgesloten te zijn geweest, werd Alleine op 20 mei 1664 in vrijheid gesteld. Maar in dezelfde maand werd een nieuwe Conventicle Act afgekondigd die nog strengere bepalingen bevatte. Weer kwam hij in de cel terecht, maar gelukkig kreeg hij steeds permissie om voor de gevangenen te spreken.
Toen Alleine weer vrijkwam, was hij lichamelijk een wrak. In de tijd dat hij in zijn geboorteplaats Devizes, in de buurt van geneeskrachtige bronnen, tot rust kwam, overleed zijn vader. De bronnen hadden niet de vereiste uitwerking: na drie dagen velde de koorts hem. Hij kwam nabij de poorten van de dood, maar tegen ieders verwachting in herstelde hij. In hetzelfde jaar 1667 ging hij naar Dorchester om een bekende arts te raadplegen. Tijdens zijn verblijf in die stad stortte hij echter in. Hij kon niet meer van bed komen en was geheel afhankelijk van verzorging. Gelukkig was zijn vrouw bij hem. Zij stond hem dag en nacht bij.
Alleine kon zijn armen en benen niet meer gebruiken. Hulpeloos lag hij daar, maar God stond aan zijn zij. Vrienden uit Taunton bezochten hem. Geen klacht kwam van zijn lippen. „God is mijn Vader, Jezus Christus mijn Zaligmaker en de Geest mijn liefelijke Vriend, mijn Trooster en Heiligmaker en de hemel mijn erfdeel. Zal ik zonder handen en voeten niet tevreden zijn? Door genade ben ik geheel tevreden met het welbehagen van mijn Vader.”
Sterfbed
Ondanks dat hij zijn hulpeloosheid meer dan voorheen voelde, bleef hij toch niet werkeloos. Hij was uitgeput naar het lichaam, maar nog vurig van geest. Hij wist welk een grote zegen de gevoelde gemeenschap met God is nu hij moest heengaan. Hij sprak tot bezoekers: „Mijn lieve vrienden, ik voel de kracht van de leerstukken die ik met mijn hart tot u gepreekt heb. Ik heb een heerlijk leven gehad door de beloften en ik hoop door genade te sterven met een belofte. Het zijn de beloften van God die eeuwig zijn en die alleen stand houden.”
Alleine werkte zolang het dag was en verlangde daarbij om heen te gaan. In dit spanningsveld leefde hij – totdat hij zijn werk moest neerleggen. De bijzondere nabijheid van zijn Heere en God week ook in de laatste dagen van zijn leven niet van hem. Hij schreef aan een oude vriend: „Wat het tijdelijke betreft heb ik aan niets gebrek en in geestelijk opzicht heb ik boven mate overvloed. De stroom van mijn vertroostingen is vol en loopt over. De blijdschap in de Heere is mijn kracht nu ik het zwakste ben.”
Niet lang hierna blies hij de laatste adem uit. De grote verzoeker kwelde hem op zijn sterfbed nog met zijn verzoekingen, maar Alleine sprak: „Ga weg, gij boze duivel, vijand van het gehele mensdom, sluwe bedrieger! Zijt gij nu gekomen om mij lastig te vallen, juist nu ik heenga, nu ik zo zwak ben en de dood nabij is? Kwel me niet langer, want ik behoor u niet toe! Ik ben des Heeren; Christus is van mij en ik ben van Hem; van Hem door het verbond.” Zijn vrouw die hem deze laatste jaren tot grote steun was, merkte op dat het verbond maken met de Heere voor hem het middel was om de duivel weg te jagen.
Voorbeeldfunctie
Bij het lezen van zijn biografie en zijn boek ”De betrouwbare gids” vallen de volgende zaken op. In de eerste plaats zijn bewogenheid met zielen. Hoewel hij zeker oog heeft voor de geestelijke toestand van Gods kinderen, richt hij zich vooral op de onbekeerden die Christus niet kennen. Zijn hoofdwerk ”De betrouwbare gids” is een sprekend voorbeeld van de manier waarop zij met God en Christus moeten worden geconfronteerd.
Vervolgens is de directe, appellerende manier waarmee Alleine ongelovigen aanspreekt opvallend. Zonder hun verlorenheid en geestelijke onmacht te verbloemen wijst hij hen op hun verantwoordelijkheid en geeft duidelijk aan wat de genade van de verlossing en bekering inhoudt.
Ten derde: Alleine is niet alleen helder in de oproep tot bekering maar hij omschrijft ook waarin de bekering bestaat en hoe een zondaar tot bekering komt. Hierbij weet hij „het snode van het kostelijke” te onderscheiden.
In de vierde plaats valt zijn vrome en godvruchtige levenswandel op. Vanuit deze voorbeeldfunctie pleit hij voor een leven nabij God. Het gebed, het verbond sluiten met God en de overdenking zijn middelen om de vroomheid te bevorderen.
Harten inwinnen voor Jezus
„O, dat ik al uw harten mocht inwinnen voor Jezus Christus, al zou ik u hier nooit meer zien. O dat ik het middel mag zijn tot uw bekering, hoewel u van mij verwijderd bent! Hoe lang zal de Heere Jezus Zijn handen tot u uitstrekken? O zondaars, werpt u in Zijn armen! Waarom zou u sterven? Waarom zou u Zijn barmhartigheid verzaken? Wilt u dan voor eeuwig omkomen? Belijd en verlaat uw zonden en u zult genade vinden.” „O Jeruzalem, Jeruzalem”, heeft Christus gezegd en ik zeg u: „O Taunton, o Taunton.”
„O gedenkt dat ik acht jaar lang niet opgehouden heb om u te vermanen en ik heb niet achtergehouden dat u nuttig was, maar een ieder in het openbaar en in de huizen vermaand. Ik heb u geleerd dat ik een ieder volmaakt in Christus Jezus zou voorstellen. O, dat onboetvaardige zondaren de nodigingen zouden gedenken met de smeekbeden en hen die deze hebben gehoord tot getuigen nemen.”
Gods nodiging
„De God Die u schiep, nodigt u zeer genadig. In de eerste plaats nodigt Zijn zeer lieflijke en barmhartige natuur u. O, de goedheid van God, Zijn rommelende ingewanden, Zijn tere barmhartigheden! Zij gaan onze gedachten oneindig te boven, hoger dan de hemel — wat kunnen wij doen? — en dieper dan de hel — wat kunnen wij weten (Job 11:7-9)? Hij is „een barmhartig en genadig God, lankmoedig en groot van goedertierenheid en waarheid” (Ps. 86:15). Dit is een krachtige beweegreden om zondaars te overreden om te naderen. „Bekeert u tot de HEERE UW God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade” (Joel 2:13). Als God niet zou bekeren van het kwade, zou het voor ons een ontmoediging zijn, waarom wij ons niet zouden bekeren. Als er geen hoop op genade zou zijn, was het niet zo’n wonder als de opstandeling zou blijven volhouden. Maar nooit hadden onderdanen zo’n genadige Vorst met zo’n getrouwheid, geduld, mildheid, Die met ons te doen heeft, als u hebt. „Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft…?” (Micha 7:18). O zondaars, zie met welk een God u te doen hebt. Als u zich wilt bekeren, zal Hij wederkeren, „Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen” (vers 19); „Keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren” (Mal. 3:7; Zach. 1:3)”.