Politieke partij mag wel degelijk iets vinden van homohuwelijk
Hoeft een politieke partij niets te vinden van het homohuwelijk, zoals zij ook geen mening heeft en ventileert over vrouwen in kerkelijke ambten? Die redenering snijdt geen hout.
Een jaar of tien lag het debat in de CU over homoseksuele relaties stil. Deze week leefde het weer op. Een twaalftal CU-leden trad naar buiten met een amendement op het nieuwe beginselprogramma. Zij storen zich eraan dat dit document uitgaat van het huwelijk als een unieke en exclusieve relatie tussen een man en een vrouw.
Nee, zeggen zij, laten wij nu gewoon erkennen dat het homohuwelijk bestaat en dat er in onze achterban verschillend over wordt gedacht. En laten we in ons beginselprogramma vastleggen dat de overheid de plicht heeft in haar bescherming en ordening van de samenleving „oog te hebben voor álle gehuwden”, ook voor mannen die met mannen zijn getrouwd.
Een politieke partij hoeft niet over alles een uitgesproken mening te hebben, stellen zij. En wij hoeven echt niet tegen het homohuwelijk ten strijde te trekken alsof dit instituut een aanval zou zijn op het traditionele huwelijk; want dat is het niet.
Die argumentatie bevat een element van waarheid, maar snijdt in zijn totaliteit geen hout. Waar de kritische CU-leden gelijk in hebben, is dat het in het huidige tijdsgewricht niet op de weg van een kleine christelijke partij ligt om nadrukkelijk strijd te gaan voeren tegen het homohuwelijk. Om daar, zeg maar, een groot campagnethema van te gaan maken, in de verwachting dat deze fundamentele wijziging in onze huwelijkswetgeving weer teruggedraaid kan worden.
Nee, van christelijke partijen mag behalve gedrevenheid ook realiteitszin verwacht worden. De strijd tegen het homohuwelijk ís gestreden. Achttien jaar geleden haalden de Kamerleden Rouvoet, Schutte en Van der Staaij alles uit de kast om aan te tonen dat Nederland deze weg niet moest inslaan. Maar tevergeefs.
Waar het twaalftal mistast, is in hun bewering dat een politieke partij over zo’n onderwerp geen mening hoeft te hebben. Juist wel! Politieke partijen houden zich bezig met de wijze waarop een samenleving geordend moet worden. Eén van de manieren waarop onze samenleving vorm en structuur krijgt, is het huwelijk tussen man en vrouw. Zo bezien is het alleen maar logisch dat een politieke partij hier iets van vindt en die visie, als een Bijbels geïnspireerd ideaal, opschrijft in haar beginselprogramma.
Daar komt nog iets bij. De door de amendementschrijvers voorgestelde route bergt een enorm risico in zich. Welk? Dat brengt een onlangs door het wetenschappelijk instituut van de CU gepubliceerde nota over gezinsbeleid uitstekend onder woorden. Sprekend over een eventueel erkennen van nieuwe gezinsvormen (zoals het meerouderschap) door de overheid, schrijft de denktank dat zo’n erkenning er al snel toe leidt dat ongewenste situaties gewoon gaan worden, dat het kwaad gerechtvaardigd wordt en dat „Gods ideaal uit beeld verdwijnt”. Die redenering is ook van toepassing op de feitelijke erkenning van het homohuwelijk door een christelijke politieke partij.
CU-leden doen er daarom verstandig aan om, voordat zij op 24 november op hun partijcongres over dit gevoelige amendement stemmen, van dit waarschuwingssignaal van hun eigen WI kennis te nemen.