Multinationals onder vuur; hadden zij maar iemand als Wagner
Multinationals hebben om hun imago op te poetsen, behoefte aan een man als Wagner. Nee, ik bedoel niet Richard Wagner, de Duitse componist. Ik denk aan Gerrit Wagner, ooit topman van Shell.
De megaconcerns in ons land liggen onder vuur. Kern van de kritiek: het zijn machtige bolwerken, die focussen op de belangen van het grootkapitaal en weinig oog hebben voor de sociale en maatschappelijke kant van het ondernemen.
De discussie over de dividendbelasting heeft de negatieve oordeelsvorming versterkt. De oppositie riep het beeld op van giganten als Unilever en Shell die hier de dienst uitmaken, waardoor werkers in de zorg, agenten en leraren geld mislopen. „Mensen boven multinationals”, zo typeerden GroenLinks, SP en PvdA de aard van hun tegenbegroting.
Onbehagen in de samenleving over het doen en laten van toonaangevende nv’s is niet nieuw. Zeker de banken weten er alles van. Die verkeren al sinds het uitbreken van de malaise in 2008 in een ongemakkelijke positie. Latere affaires, zoals over salarissen, witwassen en de liborfraude, hebben hun reputatie verdere schade toegebracht.
Je zou bijna denken dat we terug zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Nee, dat gelukkig niet. Toen was het veel extremer: een periode waarin links, onder aanvoering van PvdA-leider Den Uyl, multinationals welhaast vijandig bejegende. In het volgende decennium, na twee oliecrises en bij een miljoen werklozen, keerde het tij. Een andere ideologische wind zorgde voor een meer ondernemersvriendelijk klimaat. Mondiaal, met Amerika’s president Reagan voorop, won het marktdenken terrein.
Anno 2018 lijkt dat doorgeschoten: winstmaximalisatie als hét doel, alles is gericht op een zo hoog mogelijk rendement voor de aandeelhouders. Onder hen stellen grote investeringsfondsen zich activistisch op. Zij dwingen bestuurders van bedrijven tot saneringen en overnames. Werkgelegenheid en zelfs de continuïteit van de onderneming, zijn ondergeschikt.
Rutte heeft directieleden en commissarissen geadviseerd in ieder geval de luiken open te gooien, uit te leggen waar ze mee bezig zijn en zich meer te mengen in het alledaagse debat. Tot dusver blijven zij onzichtbaar en dat wordt ervaren als verdacht.
Ik vond een citaat van Gerrit Wagner, hoogste baas van Shell tussen 1972 en 1977, daarna nog tien jaar commissaris bij de oliereus en overleden in 2003. Over de jaren zeventig zei hij in 1995: „Het bedrijfsleven had zelf ook schuld aan het klimaat. We hebben vaak verzuimd om onze rol aan het publiek duidelijk te maken.” Een aanklacht in eigen richting.
Wagner straalde –zeker toen hij al als CEO was vertrokken– veel gezag en aanzien uit. Hij verdedigde krachtig het optreden van Shell en in 1981 gaf hij met een geroemd rapport over de belabberde toestand van de industrie, de aanzet tot een beleidsomslag in ons land. Tegelijk durfde hij buitensporige salarissen als obsceen aan te merken en het voortouw te nemen voor een internationale code die bijvoorbeeld onderwerping aan het lokale bestuur in vestigingslanden voorschreef. Zo iemand heeft het huidige grootbedrijf nodig.
Wagner verstond de kunst om goed getimed een boodschap over te brengen. Lubbers noemde hem „zakenman-diplomaat.” Niet wegduiken, maar communiceren. Dat is wat Rutte waarschijnlijk bedoelt.