Van D. bekende tijdens de zitting dat hij bij vier jongens over de kleding had gewreven op plaatsen „waar dat niet goed was”. Hij kon zich niet herinneren dat hij het vijfde slachtoffer ook had betast. Die deed een maand na de andere jongens aangifte. De rechtbank acht bewezen dat Van D. alle vijf zowel over als onder de kleding heeft betast.

De rechtbank rekent het Van D. zwaar aan dat hij voor een lange periode ontucht heeft gepleegd met jongens die hij als judoleraar onder zijn hoede had en dat hij niet tijdig heeft ingezien dat het toegeven aan zijn drang uiterst schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen was. De ernst van de feiten en het belang dat is gemoeid met het voorkomen van seksueel misbruik bij kinderen rechtvaardigt volgens de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden.

In maart deden de eerste jongens aangifte tegen de judoleraar. De verklaringen gaven volgens de officier van justitie een vast patroon weer. De jongens gingen op judo, bleken vrij goed te zijn en kregen extra aandacht van Van D. De ontucht vond eerst plaats in de dojo tijdens de lessen en later ook bij Van D. thuis. De jonges bleven voor wedstrijddagen bij Van D. slapen zodat ze de volgende dag vroeg konden vertrekken. Volgens de advocaat van Van D. zijn de verklaringen van de jongens op elkaar afgestemd. De rechtbank verwierp dat verweer.

Van D. was tijdens de rechtzaak erg emotioneel. Volgens zijn advocaat werd hij door de zaak geconfronteerd met zijn eigen verleden. Van D. is in zijn jeugd meerdere malen misbruikt. De judoleraar zei tijdens de zitting dat hij spijt heeft van zijn daden, maar de rechtbank zei maandag dat Van D. slechts voor een deel in staat is tegenover zichzelf te erkennen wat hij heeft gedaan.