Leren van een staatsmijn die er nooit kwam
Ondanks de vergevorderde aanleg besloot de regering in 1962 te stoppen met de aanleg van staatsmijn Beatrix. De Limburgse historicus Luc Wolters onderzocht de geschiedenis van een weloverwogen besluit tegen de achtergrond van een ingrijpende energietransitie. Zijn les: het kabinet kan anno 2018 nog leren van zijn voorgangers.
Maar weinig mensen zullen zich nog herinneren dat de Staatsmijnen in de jaren vijftig naast de vier Zuid-Limburgse mijnen nog een mijn wilden exploiteren. Staatsmijn Beatrix in Herkenbosch/Vlodrop, in de buurt van Roermond, zou de modernste mijn van Europa worden. Op een niet eerder in Nederland bereikte diepte van 500 meter, in een door de aanwezigheid van natuur kwetsbaar gebied. Het zou de opmaat zijn voor verdere steenkoolwinning in de toekomst aan de andere kant van de Maas. In het nabijgelegen Peelgebied lag en ligt op een diepte van 700 meter voldoende steenkool.
Het enthousiasme in de regio was groot, de gouverneur bracht regelmatig een bezoek en ook toenmalig koningin Juliana bezocht de naar haar oudste dochter vernoemde mijn in aanbouw. In 1953 werd begonnen met de aanleg van twee schachten. In 1960, toen de schachten op diepte waren, werden de werkzaamheden aan de Beatrix voorlopig gestopt. Twee jaar later werd het definitieve oordeel geveld. Op verzoek van enkele personen, onder wie een oud-directeur van DSM, deed Wolters een bronnenstudie naar de wijze van besluitvorming, de verhoudingen tussen de Staatsmijnen en de politiek en de gevolgen voor de Roerstreek.
Eigenlijk wilden de Staatsmijnen geen vijfde mijn. Waarom niet?
„Er is heel lang onderzoek gedaan naar deze concessie. Al begin jaren twintig van de vorige eeuw werd er gesproken over de aanleg van een mijn in de omgeving van Vlodrop. Maar voor de Staatsmijnen waren er steeds weer bedrijfseconomische redenen om het niet te doen. Er waren soms onvoldoende mijnwerkers voorhanden, tijdens periodes met oplopende werkloosheid realiseerde men zich dat de aanleg zo lang zou duren dat dit geen directe oplossing was, en in 1940 gooiden de Duitsers roet in het eten.”
Wat gaf de doorslag?
„Het was de toenmalige minister Van den Brink die doordrukte. In de industrialisatienota in 1949 werd de opening van een nieuwe mijnzetel omschreven als een strategische beslissing. Vlodrop was een tussenstap richting de ontwikkeling van de Peelmijnen, waar de kolen nog dieper lagen. Wel was er het besef dat de omgeving niet de gemakkelijkste was in verband met de aanwezigheid van een natuurgebied en de wat geïsoleerde ligging, voor driekwart omsloten door Duitsland. Bovendien ontbrak de juiste infrastructuur.”
Hoe reageerde de regio?
„Daar was veel enthousiasme. De lokale overheden hadden vaker aangedrongen op de aanleg van de mijn. Het Rijk stelde 17 miljoen gulden beschikbaar voor de streek. De geplande mijn met 3500 mijnwerkers bracht de aanleg van nieuwe wegen, nieuwe wijken, een haven en andere voorzieningen mee. Die infrastructuur van toen is tot op de dag van vandaag terug te vinden. Zelfs de kerk van Melick werd aangepast en ook middenstanders en het onderwijs werden gestimuleerd om rekening te houden met de toekomstige ontwikkelingen en te streven naar schaalvergroting.”
Wanneer werd er begonnen?
„In 1953 was de start van de aanleg van twee schachten. Overigens met een ontzagwekkende boormethode. Ook de schachtbekleding was een noviteit, stabiel en toch flexibel om bewegingen van de ondergrond te kunnen opvangen. Een technisch hoogstandje. In de jaren daarna namen de twijfels onder de economen toe. Dat resulteerde in een voorlopige stopzetting in 1960. Twee jaar daarna was het helemaal over. Er was toen 70 miljoen gulden in het project gestopt. Drie jaar later werd besloten de mijnen in Zuid-Limburg in de jaren daarna te sluiten.”
Wat waren de oorzaken?
„Allereerst was er in de jaren vijftig sprake van een kolencrisis. Wereldwijd was het aanbod vanuit veel landen erg groot geworden, zodat de prijzen daalden, vooral als gevolg van het aanbod van goedkope steenkool vanuit de Verenigde Staten. Olie was in toenemende mate een alternatief. Door de Suezcrisis werden grotere tankers gebouwd en dat leverde na enige tijd ook goedkopere olie op. Er werd verder veel gesproken over kernenergie. Doorslaggevend was echter de gasvondst bij Slochteren. Gaandeweg werd duidelijk dat er sprake was van een enorme gasbel. Voor de economen van de Staatsmijnen was dat het signaal dat het niet verstandig zou zijn om staatsmijn Beatrix af te bouwen. De minister ging langzaam overstag. De periode van heroverweging duurde twee jaar. Er werd goed doorgerekend wat de gevolgen van deze energietransitie zouden zijn en of de veranderingen haalbaar en betaalbaar waren.”
Wat betekende dit voor de Staatsmijnen?
„Het was een bedrijf dat aanvankelijk gestuurd werd door techneuten, maar gaandeweg had er een cultuuromslag plaats. De bewustwording dat niet alles wat technisch haalbaar ook goed was voor het bedrijf, nam toe. De economen kregen steeds vaker gelijk. Zij zagen dat een gasnetwerk een goed alternatief zou zijn voor de kolenkachel. Omdat er bij de mijnbouw ook gas vrijkwam, werd begonnen met de aanleg van gasaansluitingen in Zuid-Nederland. Toen het besluit viel om de mijnen te gaan sluiten, hadden de meeste woningen in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg een eigen aansluiting. Die kon worden overgenomen door gas vanuit Slochteren. Het gaf de Staatsmijnen ook een belang in de Nederlandse Aardolie Maatschappij, die het gas ging exploiteren.”
Wat is de les voor 2018, nu is besloten in de toekomst zonder aardgas verder te gaan?
„In de jaren zestig is er weloverwogen gehandeld en zijn de alternatieven goed onderzocht. Men wist dat er voldoende aardgas was, het gasnet functioneerde en een flink deel van Nederland was al aangesloten. Het was bekend waar men naartoe ging. Als ik het recente besluit met betrekking tot het gebruik van aardgas bezie, valt het op dat die weloverwogenheid nu ontbreekt. Er zijn wel zonnepanelen en windmolens, maar die kunnen echt nog niet in de energiebehoefte voorzien. De alternatieven en alle daarbij horende kosten zijn niet in kaart gebracht. De besluitvorming was gedeeltelijk emotioneel. Je kunt Slochteren wel stoppen, maar het gas ook op andere plaatsen halen. Andere landen zetten in deze fase juist in op aardgas.” Glimlachend: „Ik weet niet of minister-president Rutte een exemplaar van mijn boek is toegestuurd, maar als dat niet het geval was, moet het misschien alsnog.”
Ondoordacht dus?
„Ik ben historicus, dus dat is niet echt aan mij. Maar ik kan me niet aan die indruk onttrekken. Het doet een beetje denken aan Duitsland, dat na de ramp in het Japanse Fukushima besloot de laatste kerncentrales vervroegd te sluiten, maar ondertussen niet zonder bruinkoolwinning kan.”
Terug naar Limburg. Wat betekende het stopzetten van de mijnbouw voor de Roerstreek?
„Achteraf bezien heeft de streek ervan geprofiteerd, ook al werd er door sommigen boos gereageerd op het besluit om te stoppen. Men kreeg wegen en onder meer voorzieningen op het terrein van vrije tijd en sport. En nieuwe wijken, maar de negatieve gevolgen van mijnbouw bleven uit. Het beste van twee werelden. Er werd in die tijd met verbazing gesproken over sommige verlichte wegen. Je kon ’s nachts de krant lezen bij de straatverlichting, zo werd in Herkenbosch schertsend gesteld als het ging over de puike openbare voorzieningen. Aanvankelijk was er wel enige overcapaciteit aan woningen, maar die verdween al snel toen de streek zelf de aanleg van een nieuw industrieterrein ter hand nam. Dat is nog steeds een fraai gebied. Verder is het natuurgebied waar de mijn had moeten komen een nationaal park geworden. Bovengronds zijn er op het terrein alleen enige pijpen te zien.”
Luc Wolters
Drs. Luc Wolters (1970) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij verzorgt onder meer (boek)publicaties, doet (archief)onderzoek en geeft historische adviezen via Historie Present. Wolters werkt één dag in de week als conservator van het Limburgs Schutterij Museum.
Boekgegevens
Staatsmijn Beatrix. Gemiste kans of zegen?, Luc Wolters; uitg. Vantilt, Nijmegen, 2018; ISBN 978 94 600 4384 0; 200 blz.; € 25,-.