Tweetalig onderwijs op havo
Tweetalig onderwijs (tto) is niet langer alleen een optie voor vwo’ers. Ook op havo en vmbo wordt het door steeds meer scholen aangeboden. Het Driestar College in Gouda startte vorig schooljaar met het tweetalige havo.
In tto-lessen zit veel actie, er wordt veel samengewerkt. Dat is de stelling van Luutzen van der Spek, gymdocent en tto-coördinator op het Driestar College in Gouda. „Het gaat niet alleen om het leren van de taal, maar ook om internationalisering. Dat past net zo goed of misschien nog wel beter bij havo’ers dan bij vwo’ers.”
Van der Spek schreef een plan om ook havo’ers tweetalig onderwijs aan te bieden. Vorig cursusjaar was het zover: de eerste lichting tto-havo ging van start, met 32 leerlingen. Van hen stroomden er twee door naar het vwo, vijf van hen haakten inmiddels af. Dit schooljaar kwam er een nieuwe eerste klas bij. De leerlingen krijgen vijf vakken in het Engels: geschiedenis, biologie, aardrijkskunde, beeldende vorming en gym.
Willem Barentsz
Tijdens een les geschiedenis gaat het op deze dinsdagochtend voor de herfstvakantie over Willem Barentsz. „Silence, stop talking. Listen and take notes”, instrueert docent Martina Voorwinden de leerlingen, als ze naar een informatieve Engelstalige video over deze ontdekkingsreiziger gaan kijken.
Regelmatig last ze tijdens het kijken een pauze in. „Can you tell me back a bit of this story?” vraagt ze dan. Leerlingen vertellen het verhaal terug. Af en toe glippen er wat Nederlandse woorden tussen het Engels door en volgt er een aarzelend „volgens mij dan”, na een poging om een goed Engelstalig antwoord te geven.
Voorwinden is zelf een native speaker en komt uit Australië – haar Nederlandse achternaam heeft ze pas sinds haar huwelijk. Ze vertelt dat het regelmatig voorkomt dat leerlingen elkaar helpen. Dat blijkt even later ook, wanneer leerlingen het woord ”achieved” proberen te plaatsen. „Iets met archiveren?” gokt iemand. „Of arriveren?” probeert een volgende. Dan roept iemand „doel bereikt”, en gaat de les weer verder.
In totaal kunnen op het Driestar College 25 docenten hun vak ook in het Engels geven. Ze moeten hiervoor een minimaal niveau halen: Cambridge Advanced. Ook volgen ze nascholingen op het gebied van didactiek.
Luutzen Van der Spek is sinds vijf jaar tto-coördinator en geeft zijn eigen vak, gym, ook vaak in het Engels. „Volgens mij is dit dé manier om een taal te leren: de taal gebruiken, in plaats van woordjes te stampen uit een boek. Het gaat bij tto ook om het opdoen van internationale ervaring. Wat we als heel waardevol ervaren, is het contact met christenen in het buitenland.”
Hij merkt op dat jongeren bij deze route beter worden in presenteren, en zelfverzekerder, omdat ze vaker voor groepen staan. Een ander voordeel: „Je krijgt al snel een hechte, heel sociale groep.”
Van der Spek geeft toe dat jongeren met name aan het begin van het eerste jaar vakinhoudelijk iets minder ver komen. „Aan het eind van de derde klas is dat weer bijgetrokken”, relativeert hij. „In het tweede jaar zakt de woordenschat Nederlands ook iets in, maar in de bovenbouw trekt dat weer bij.” Dat is ook nodig: „Het eindexamencijfer mag natuurlijk niet afwijken van het landelijk gemiddelde.”
Woordenlijst
Ralf Does (12) uit Streefkerk zit in de eerste klas en koos bewust voor het Driestar College omdat hij het havo graag tweetalig wilde doen. „Het leek me handig als ik later, voor mijn werk, overal terechtkan.” Hij is positief over de eerste lesweken. „Docenten leggen alles goed uit, spreken zelf duidelijk Engels en geven de betekenis van een woord als je het niet kent. Voor mij scheelt het wel dat ik op de basisschool al best goed in Engels was.”
Het lastigst vindt Ralf het vak biologie. „Er komen daar veel woorden voorbij die lastig uit te spreken zijn, maar van fouten maken leer je wel. Bij het huiswerk houd ik er altijd een woordenlijst naast, dat is ook een tip die we vanuit school kregen.”
Uitstapje
De ervaring van Joanna Eveleens (13) uit Kamerik, die in het tweede leerjaar zit, is dat het steeds vanzelfsprekender wordt om vakken in het Engels te volgen. Ze koos voor tto omdat ze positieve verhalen hoorde van haar zus, die hetzelfde deed op vwo-niveau. Haar klasgenoot Matthias Noordzij (13) uit Harmelen hoorde soortgelijke verhalen via zijn neef. Matthias: „Ik vond het Engels de eerste weken wel zwaar. Na de herfstvakantie ging het steeds beter, na de Kerst werd het gemakkelijk. En leuk, ook bijvoorbeeld door een uitstapje naar Londen.”
Joanna vertelt dat haar tweelingbroer voor het reguliere havo koos. „Hij krijgt dit jaar wel biologie en gym in het Engels, dat is standaard. Met biologie help ik hem soms. Ik vind dat we op de tweetalige route interessantere dingen doen. Toen mijn broer hoorde dat wij naar Engeland zouden gaan, vond hij het jammer dat hij niet mee kon.”
Overstappen van het reguliere havo naar de tweetalige route is overigens geen optie: het gat is te groot.
Haken en ogen
Dit schooljaar volgen meer dan 36.000 middelbare leerlingen in Nederland tweetalig onderwijs (tto). Iets minder dan een kwart van hen doet dat niet op het vwo, maar op het havo of vmbo, zo becijferde de Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs (Nuffic). Eerder werd het ook aangeboden op het vmbo van het Calvijn College in Tholen en de Guido de Brès in Rotterdam, maar beide scholen zijn hiermee gestopt, de eerste onder meer na onderzoek van Henk van Dongen.
Van Dongen, docent Engels in de bovenbouw, promoveerde dit jaar aan de universiteit van het Engelse Exeter op een onderzoek naar de effecten van tto op het vmbo. Op het Calvijn College in Goes, waar hij werkt, wordt geen tweetalig onderwijs gegeven. Door zijn studie kwam hij er veel mee in aanraking en ontdekte hij dat er heel wat haken en ogen aan zitten.
Een van zijn conclusies is dat tto veel van docenten vergt. „Ze moeten een kei zijn in hun vakgebied, in het Engels waarin ze doceren en in de didactiek waar tweetalig onderwijs om vraagt.”
In de praktijk bleken de docenten die hij sprak hierbij tegen problemen aan te lopen. Soms ging het tweetalig onderwijs ten koste van de inhoud, omdat de docent vanwege het Engels niet diep genoeg kon gaan. Wanneer een docent juist alleen Engels sprak, was dit soms lastig in het persoonlijk contact met de leerlingen. „Als docent vind ik het vooral belangrijk dat een leerling kan zeggen: we hebben goed Engels gehad en het waren fijne lessen”, licht hij toe. „Ik vraag zelf altijd graag hoe het met leerlingen gaat, of met een moeder die in het ziekenhuis ligt. Dat doe ik in het Nederlands, voor ik overschakel naar het Engels voor de rest van mijn les. En als je een uitbrander moet geven, komt dat in het Nederlands ook beter aan dan in het Engels.”
Van Dongen geeft aan dat het bezwaarlijk kan zijn om leerlingen verplicht in het Engels les te geven: als zo’n leerling niet de minimumkennis heeft die hiervoor nodig is, kan deze niet meekomen.
Met tweetalig onderwijs als keuzemogelijkheid vervalt dit bezwaar, maar is het gevaar dat de leerlingen die anders de besten zouden zijn in hun klas en aan wie anderen zich op zouden kunnen trekken, bij elkaar terechtkomen. Hierdoor is het volgens hem lastig om de resultaten van leerlingen uit beide groepen met elkaar te vergelijken: als leerlingen die kiezen voor tweetalig onderwijs goed presteren op het gebied van Engels, zouden ze dat anders misschien ook hebben gedaan.
„Het is wel een heel mooie manier om leerlingen die goed in Engels zijn, een extra uitdaging te bieden. Zij kunnen hier zeker van profiteren”, geeft Van Dongen aan. Verder denkt hij dat er meer manieren zijn om goed Engels aan te bieden dan alleen via tweetalig onderwijs, bijvoorbeeld door het uitnodigen van Engelstalige mensen tijdens een gewone les.