De ”Didachè”: christelijk onderwijs van 1900 jaar geleden
Hoe leefden de eerste christenen? Wat dachten ze? Hoe gaven ze hun eredienst vorm? Een van de geschriften die daar een klein beetje antwoord op geven, is de zogenoemde ”Didachè”. Het onderwijs van negentien eeuwen geleden komt in een nieuwe vertaling verrassend dichtbij.
Hoe moet er gedoopt worden? Hoe geef je de viering van het avondmaal gestalte? Hoe ga je om met mensen die zichzelf een profeet noemen? Hoe beloon je een ambtsdrager? Actuele vragen.
Ze komen alle aan bod in de ”Didachè”, een geschrift uit de Vroege Kerk dat de eerste christenen onderwijs geeft –”didachè” is Grieks voor leer of onderwijs– over hoe ze hun persoonlijk en gemeentelijk leven vorm moeten geven.
Kernachtig
Het geschrift bestaat uit zestien korte hoofdstukken. De instructie begint kernachtig: „Er zijn twee wegen: een van het leven en een van de dood. Maar er is een groot verschil tussen die wegen.” Vervolgens wordt uitgelegd hoe de weg van het leven eruitziet: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Met allerlei vermaningen die sterk lijken op de Bergrede worden die geboden verder uitgewerkt.
Bij de weg van de dood komt een heel register van zonden en zondaars langs. „Pas op, kinderen, voor dat soort lieden.”
Het tweede deel van de ”Didachè” (hoofdstuk 7-10) geeft aanwijzingen voor de bediening van de doop, het praktiseren van vasten en bidden en de viering van het avondmaal. Vasten moeten de christenen op woensdag en vrijdag. En laten ze elke dag driemaal het Onze Vader bidden.
De gebeden die de ”Didachè” voorschrijft om te gebruiken bij het avondmaal –bij de beker, bij het brood en na afloop– zijn regelrechte juweeltjes die in een hedendaagse viering niet zouden misstaan.
Loon
Deel III geeft in vijf hoofdstukken richtlijnen voor de ordening van het kerkelijk leven en de invulling van de zondagse eredienst.
Rondreizende apostelen en vooral profeten moeten gastvrij ontvangen worden. Maar de gemeente mag ze wel toetsen op hun levenswandel, want er lopen ook valse profeten rond. De „waarachtige profeet” die langer wil blijven, is echter zijn loon waard: hij moet in natura worden uitbetaald.
Bisschoppen en diakenen moeten via verkiezing aangewezen worden. Wie daarvoor „waardig” zijn? „Mannen die zachtmoedig zijn en niet verzot op geld, die oprecht zijn en beproefd.”
De ”Didachè” sluit af met een indringende vermaning. Waakzaamheid is geboden met het oog op Christus’ wederkomst. In de laatste dagen zullen zich valse profeten aandienen, terwijl de wetteloosheid toeneemt. Maar daar komt een eind aan als Jezus verschijnt. „Dan zal de wereld de Heer zien komen boven de wolken van de hemel (…)”, zo eindigt het geschrift tamelijk abrupt in de nieuwste vertaling van Vincent Hunink (zie: ”Nieuwe vertaling”).
Antiochië
De tekst van de ”Didachè” werd pas in 1873 gevonden in een klooster in Constantinopel. Het stuk was, samen met onder andere de twee brieven van Clemens aan de Korinthiërs, overgeschreven in een perkamenten handschrift uit de 11e eeuw.
Van het bestaan van de ”Didachè” was men al wel op de hoogte, omdat kerkvaders ernaar verwijzen. Maar nu kwam het geschrift zelf boven water.
Uiteraard verdiepten tal van onderzoekers zich in de vondst. Dat leverde nogal wat hypothesen op over de plaats van ontstaan en het auteurschap. Die discussie is nog altijd niet ten einde. Terwijl de Groningse hoogleraar dr. A. F. J. Klijn –hij gaf in zijn ”Apostolische Vaders” uit 1967 tekst en uitleg– ervan uitging dat het geschrift aan het begin van de tweede eeuw in de buurt van Antiochië in Syrië is ontstaan, trekt prof. dr. Paul van Geest in zijn inleiding bij de nieuwste uitgave dat weer in twijfel.
Van Geest stelt ook de vraag of er wel één auteur van de ”Didachè” is geweest. Volgens de Tilburgse hoogleraar kunnen we er beter van uitgaan dat de versie die in 1873 gevonden werd „geenszins de definitieve” is geweest. De ”Didachè” moet volgens hem worden beschouwd „als een dynamische en ‘open’ tekst, waarin aangepast en herschreven werd al naar gelang er in een gemeenschap de behoefte ontstond aan meer helderheid inzake kwesties rond de levensorde, liturgie en organisatie (…).”
Traditie
In zijn inleiding sluit Van Geest aan bij de actuele maatschappelijke discussie over de joods-christelijke traditie van ons land. Volgens hem is er in ieder geval in de eerste eeuwen sprake geweest van een gezamenlijke traditie van joden en chistenen. De ”Didachè” is daarvan „een van de oudste onweerlegbare bewijzen”, aldus de hoogleraar.
Het geschrift is weliswaar een christelijke tekst, maar het onderscheidt zich volgens Van Geest wat de ethische richtlijnen betreft niet van een joodse traditie. Hij moet daarvoor wel allerlei zaken die rechtstreeks uit het Mattheüsevangelie stammen als joods betitelen. Dat de ”Didachè” aantoont dat „in het vroegste christendom een levensrichting werd voorgestaan die joods was”, lijkt me dan ook erg sterk uitgedrukt.
Opstanding
Intussen blijft het frappant dat allerlei nieuwtestamentische zaken níét in de ”Didachè” terugkomen. Het kruisoffer van Christus en de verzoening: ze worden zelfs in verband met het avondmaal niet genoemd. Evenmin is er sprake van de opstanding en ook wordt Paulus nergens geciteerd.
Dat neemt niet weg dat de ”Didachè” in de eerste eeuwen grote populariteit moet hebben bezeten. Sommige kerkvaders lijken het geschrift zelfs tot de canon te hebben gerekend.
Hoe het ook zij, de „christelijke gedragscode” uit het begin van de tweede eeuw biedt een uniek inkijkje in het kerkelijk leven van de eerste christenen. De eigentijdse vertaling van Hunink helpt om de tekst heel dichtbij te brengen.
Nieuwe vertaling
Opnieuw is de ”Didachè” in het Nederlands vertaald. Eerder deden onder anderen dr. A. F. J. Klijn (1967/1981) en Arjan de Kok (2014) dat. Nu tekende het duo dr. Vincent Hunink (vertaling) en prof. dr. Paul van Geest (inleiding) voor een nieuwe uitgave. ”Didachè. De leer van de twaalf apostelen. Een eerste christelijke gedragscode” (80 blz.; 12,50 euro) is een uitgave van Brevier in Kampen.
Samenkomst
”Didachè”, 15: „Op de dag des Heren van de Heer moeten jullie samenkomen, het brood breken en dank brengen. Maar eerst moeten jullie je zonden hebben beleden, zodat jullie offer zuiver is. Wie een geschil heeft met een kameraad mag zich niet bij jullie voegen voordat ze het hebben bijgelegd, zodat jullie offer niet ontwijd wordt. Want dit is de uitspraak van de Heer: „Op elke plaats en tijd aan Mij een zuiver offer brengen. Want Ik ben de grote koning, zegt de Heer, en mijn naam wordt bewonderd bij alle volken.””
Doop
”Didachè”, 7: „Wat betreft het doopsel: doop als volgt. Zeg eerst al het voorgaande en doop vervolgens in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in levend water. Heb je geen levend water, doop dan met ander water, en kan het niet met koud water, dan met warm water. Heb je geen van beide, giet dan driemaal water over het hoofd in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. Voorafgaand aan het doopsel moet er worden gevast door de doper en de dopeling, en door anderen die daartoe in staat zijn. Maar draag de dopeling op om een of twee dagen van tevoren te vasten.”