Marcos groeide op tussen de wolven
Als 7-jarig jongetje moest hij alleen in de wildernis van de Spaanse Sierra Morena zien te overleven. Op zijn negentiende werd hij teruggebracht naar ‘de beschaving’. Een halve eeuw later is Marcos Rodriguez Pantoja er nog steeds niet helemaal aan gewend.
Waar we Marcos, het wolvenkind, kunnen vinden? De man achter de bar van het café in Rante, een dorpje in het noordwesten van Spanje, wijst ons wel even de weg. Na een korte wandeling bereiken we het huis van Marcos Rodriguez Pantoja: een kleine, vervallen bovenwoning achter de hoofdstraat. Op de muur van de binnenplaats is een wolvenkop geschilderd. „Wie me zoekt, vindt me… het jongetje van Sierra Morena”, staat eronder.
Marcos is nu 72. Maar hij heeft nog steeds iets jongensachtigs. Hij schaamt zich er niet voor. Als de telefoon gaat, neemt hij op met: „Hallo, met het wilde jongetje van de Sierra Morena.” Het verhaal van zijn leven –of van zijn drie levens, zoals hij zelf zegt– vertelt hij met een zeldzame passie voor iemand die de zeventig gepasseerd is. Soms schaterlachend, dan fluisterend, boos, verontwaardigd, grappen makend of vertederd, haalt hij zijn herinneringen op alsof hij het gisteren allemaal heeft meegemaakt.
Marcos is een meester in de vertelkunst. Dat hij nooit heeft leren lezen en schrijven, heeft daar waarschijnlijk veel mee te maken. Zeker is dat zijn drie levens hebben hem een onuitputtelijke schat aan ingrediënten hebben opgeleverd.
Geitenherder
Marcos was zes toen hij verkocht werd aan een grootgrondbezitter. Het was de eerste helft van de jaren 1950. Op het Zuid-Spaanse platteland heersten feodale verhoudingen. Voor iedereen die niet tot de elite behoorde, betekende dat bittere armoede. In het geval van Marcos kwam daar een flinke dosis familiedrama bij. Hij werd wreed mishandeld door zijn stiefmoeder en had een onverschillige vader. Aan dit eerste, ronduit ongelukkige leven van Marcos kwam een eind toen de grootgrondbezitter hem meenam en hem aan een oude geitenherder in de Sierra Morena gaf.
Tot zijn negentiende, toen hij als een wild dier werd gevangen door de Guardia Civil, zou Marcos zijn tijd doorbrengen in deze Zuid-Spaanse bergketen, die zich uitstrekt over een lengte van 450 kilometer. Zonder contact met de buitenwereld, en zonder menselijk gezelschap. Want toen Marcos zeven was, stierf de geitenherder. Nog voor hij het lichaam van de herder kon begraven, kwamen de gieren erop af. Marcos moest alleen zien te overleven.
Hij slaagde daar wonderbaarlijk goed in. Van de geitenherder had hij geleerd hoe je op konijnen moest jagen en vissen uit de rivier kon vangen. Ze kleedden zich met hertenhuiden en leefden in een grot, in een lang geleden verlaten mijn. Ze dronken water uit de rivier of geitenmelk.
Maar toen de mannen van de grootgrondbezitter de aangevreten botten van de herder zagen, namen ze geitenkudde mee. Nog erger was dat ze ook het vuur doofden in de grot waar Marcos al die tijd met de herder had gewoond. Aan Marcos dachten ze niet. „Ik was alleen en zonder vuur. Ik had het heel erg moeilijk”, zegt hij. Voortaan moest hij rauw vlees eten.
Bij de wolven
Niet lang daarna was Marcos op een dag aan het spelen met een paar jonge wolven. Uiteindelijk viel hij in de grot van de wolfjes in slaap. „Ik werd wakker toen hun moeder me een draai om de oren gaf. Ik kon nergens heen. De vader stond met de prooi van hun jachtpartij, een everzwijn, in de poort van de grot.” Marcos dacht dat zijn laatste uur had geslagen.
Maar eerst moest er gegeten worden. De moeder liep naar het everzwijn, scheurde een paar stukken vlees af en wierp dat haar jongen toe. Een brok vlees viel binnen handbereik van Marcos. Hij pikte dat snel in, want hij had honger. De moeder zag dat, gaf hem een dreun en nam hem het stuk vlees af dat Marcos van het wolfje naast hem had weggegrist.
Maar tot zijn verbazing scheurde de moederwolf daarop een nieuw stuk vlees af en gooide dat naast Marcos neer. „Alsof ze zeggen wilde: hier, dit is voor jou. Maar ik durfde het niet aan te raken. Dat had zij in de gaten, want dieren zijn slim. Ze schoof het vlees dichter naar me toe, en ik at het op.”
Toen hij uitgegeten was, kreeg Marcos het weer even doodsbenauwd. „De wolvin liep naar me toe. Ik dacht: adios Marcos, nu is het met je gebeurd. Maar het liep heel anders. Ze likte het bloed van het rauwe vlees van mijn gezicht en schurkte zich tegen mij aan. Ik omhelsde haar. Ze gaf me wat ik nodig had, genegenheid.”
Mensenschuw
Vanaf dat moment werd de 7-jarige Marcos geaccepteerd door de wolvenfamilie. Of geadopteerd, zoals hij het zelf noemt. Elke dag kwam hij met de wolvenjongen spelen. Hij leerde de geluiden na te bootsen die wolven maken: een oproep om samen op jacht te gaan, een noodkreet als er gevaar dreigt. Hij vertelt hoe de wolven hem meermalen hebben gered. Sommige voorvallen zijn gedocumenteerd, zoals de eerste poging van de Guardia Civil om hem in 1965 gevangen te nemen. Die mislukte omdat de wolven hem te hulp schoten, zodat Marcos kon ontsnappen.
Ondanks de moeilijke beginperiode herinnert Marcos zijn jaren in de Sierra Morena als de gelukkigste van zijn leven. Spelenderwijs en geholpen door een buitengewone praktische intelligentie leerde hij elke dag bij. Zijn vis- en jachtmethoden werden steeds verfijnder. Door te kijken welke vruchten de dieren aten, leerde hij wat eetbaar was. Op een dag ontdekte hij hoe bepaalde steentjes een vonk afgeven als ze tegen een rots ketsen. Uiteindelijk wist hij zo’n vonkje om te zetten in vuur. Een platte rots werd zijn bakplaat. En in een geïmproviseerde pan maakte hij zelfs zijn eigen soep.
Nooit heeft Marcos het contact met mensen opgezocht. De spaarzame keren dat iemand zijn vallei betrad, vluchtte hij zo ver mogelijk weg. Marcos was bang voor mensen, niet in de laatste plaats door de slechte herinnering aan zijn stiefmoeder. Toen hij op zijn negentiende door de Guardia Civil werd gevangen en naar een nabijgelegen dorp werd gebracht, werd hij diep ongelukkig.
Plank
„Bij de dieren was ik gelukkig”, zegt Marcos. „Die agenten haalden me er weg. Ik ben er nu een beetje aan gewend, maar… hoe zal ik het zeggen.” Voor het eerst aarzelt hij even. „Hier bij de mensen draait alles om belangen, om geld. Als je geen geld hebt, ben je niemand.”
En wat ook maar niet wil wennen: „Waarom doden de mensen elkaar als zij ze niet opeten? Wij dieren doden om te eten.” Wij dieren? Identificeert hij zich meer met dieren dan mensen? „Ja! Wij doden niet voor de lol zoals hier. Voor de lol! Kijk maar eens naar al dat eten dat wordt weggegooid. Mensen doden omdat ze ervan genieten.”
De gedwongen terugkeer in de samenleving was voor Marco een trauma. Hij werd geschoren en zijn lange haar werd geknipt. Een pastoor bracht hem naar een klooster in Madrid. De nonnen bonden een plank op zijn rug om hem te dwingen rechtop te lopen en sneden het duimdikke eelt van zijn voeten. Daarna moest hij eerste communie doen, iets waar hij niets van begreep.
Vervolgens werd hij naar het leger gestuurd. De militaire dienst zou hem goed doen. Dat bleek een ernstige misvatting. Marcos kan er zich nog steeds over opwinden: „Moet je nagaan, in plaats van me naar school te sturen om te leren lezen en rekenen, stuurden ze me naar het leger.”
Nadat hij wegens voorspelbaar onaangepast gedrag uit de kazerne werd gezet, had Marcos verschillende baantjes in de bouw en de horeca. Vaak werd hij bedrogen omdat hij niet kon lezen en geen idee van geld had. En af en toe vond hij een weldoener die hem aan werk of tijdelijk onderdak hielp.
Respect voor dieren
Zo kwam hij uiteindelijk in Rante terecht. In het begin geloofden de mensen in het dorp hem niet. Ze verklaarden hem voor gek en lachten hem uit omdat hij alleen over dieren kon praten. Dat veranderde toen in 2010 de speelfilm ”Entre lobos” (”Onder wolven”) over zijn leven uitkwam en hij opeens op radio, tv en in de krant kwam.
Marcos is nu een gerespecteerde inwoner van Rante. Op straat maakt hij grappen met iedereen die hij tegenkomt in zijn onmiskenbaar Andalusische tongval. Hij geeft lezingen op scholen, instellingen en congressen door heel Spanje. Respect voor dieren is zijn boodschap, een boodschap die hij met veel overtuiging en humor uitdraagt.
Toch is Marcos nog steeds straatarm. De lezingen betalen slecht en verder heeft hij alleen een bescheiden uitkering wegens een bedrijfsongeval. Het zit hem dwars. Want zonder geld ben je in de menselijke samenleving nu eenmaal niemand.
Kan een mens in het wild opgroeien?
„Marcos vertelt ons niet wat er is gebeurd, maar wat hij gelooft dat er is gebeurd”, zei de Spaanse antropoloog Gabriel Janer Manila in 2013 tegenover de BBC. „Maar dat is wat we allemaal doen – onze beleving van de feiten vertellen.” Hij schreef een proefschrift over Marcos’ geval, en later een roman.
Aanvankelijk kon Janer Manila het verhaal van Marcos niet geloven. „Ik dacht: dit kan niet waar zijn. Maar het verhaal was zo consistent en goed verteld (…), dat ik bij mezelf dacht: ik moet het allemaal checken.” Janer Manila ging naar alle plekken die Marcos in zijn verhaal noemde en sprak de mensen aan wie hij refereerde. Sommigen van hen konden delen van het verhaal bevestigen.
„Ik sprak met mensen die op hem betrokken waren nadat hij was gevonden, met mensen die hem in hun huizen hebben verwelkomd, met de maatschappelijk werker die hem voor het eerst in bad deed, met iemand van het klooster die voor hem zorgde… Al deze mensen benadrukten zijn wilde karakter, zijn onbekendheid met sociale gebruiken en onkunde om de regels van het spel te volgen. Die getuigenissen kwamen overeen met wat Marcos me vertelde”, aldus Janer Manila.
Er zijn meer verhalen van mensen die lange tijd in het wild leefden, zoals van Rochom P’ngieng, die in 2007 naakt werd gevonden terwijl ze op handen en voeten door de jungle in het noordoosten van Cambodja liep. Ze zou daar achttien jaar hebben doorgebracht. In de bossen van Uganda werd in 1991 de 14-jarige John Ssebunya gevonden, die er vanaf zijn tweede levensjaar verbleef en zou zijn grootgebracht door apen.