Ontwikkelingslanden moeten macht internetgiganten inperken
Ontwikkelingslanden moeten regels opstellen voor de digitale economie, zeggen de economen Jomo Kwame Sundaram en Anis Chowdury. Zo niet, dan zullen de voordelen daarvan waarschijnlijk beperkt blijven tot enkele succesvolle monopolisten.
Een recent VN-rapport waarschuwt dat de mogelijke voordelen van de digitale economie voor ontwikkelingslanden terecht dreigen te komen bij een kleine groep succesvolle initiatiefnemers, als die een digitaal monopolie kunnen opleggen. Volgens het ”Trade and Development Report 2018”, met als ondertitel ”Power, Platforms and the Free Trade Delusion”, moeten ontwikkelingslanden meer investeren in digitale infrastructuur, maar zich ook buigen over eigendom, beheer en gebruik van data.
Er is beleid vereist voor succesvolle integratie in de wereldwijde digitale economie. Voor sterkere concurrentie en wetgeving is bovendien multilaterale samenwerking nodig.
Digitale concentratie
‘Lichte’ regelgeving heeft het voor grote bedrijven mogelijk gemaakt om toezicht grotendeels te omzeilen, hun activiteiten alleen uit te breiden in lucratieve gebieden en de invloed van beleidsmakers te beperken. Digitale monopolies kunnen op deze manier op winstgevende wijze data naar zich toe halen en verwerken.
Van de 25 grote technologiebedrijven zijn er 14 te vinden in de Verenigde Staten, 3 in de EU, 3 in China, 4 in andere Aziatische landen en 1 in Afrika. In 2015 hadden de drie grootste Amerikaanse technologiebedrijven een gemiddelde beurswaarde van meer dan 400 miljard dollar. In China was dat 200 miljard dollar, in andere Aziatische landen 123 miljard, in Europa 69 miljard en in Afrika 66 miljard.
Apple werd recent het eerste bedrijf in de wereld met een waarde van meer dan 1000 miljard dollar, vergelijkbaar met de gecombineerde economische productie van Saudi-Arabië en Zuid-Afrika.
Dergelijke concentratie en marktdominantie leiden tot lucratieve opbrengsten voor de grote spelers in de sector. De winstmarge van Amazon groeide bijvoorbeeld van 10 procent in 2005 naar 23 procent in 2015. Bij Alibaba was dat 10 procent in 2011 en 32 procent in 2015.
Deze trends zijn grotendeels een gevolg van het gebruik en de verkoop van data. Digitale platforms gebruiken hun controle over data om transacties te organiseren langs waardeketens. De macht die ze op de datamarkt hebben, leidt tot verlies van concurrentie. Het gaat bij deze bedrijven zelden om inclusieve ontwikkeling, vooral als het aan de markt wordt overgelaten of er al dan niet sprake is van ”zelfregulering”.
Digitale democratie?
Het Trade en Development Report pleit voor een actief beleid tegen praktijken bij digitale platforms die de concurrentie ondermijnen of misbruik maken van data. Mededingings- en concurrentiebeleid, dat zich historisch gezien richt op markstructuur en marktgedrag, richt zich steeds nadrukkelijker op het maximaliseren van het nut voor de consument, met behulp van prijsmaatregelen.
In onze steeds digitaler wordende wereld ontvangen consumenten diensten in ruil voor het afstaan van hun data. Ze doen dat gratis, ze worden er niet voor betaald. Het beheer en gebruik en ook het misbruik van die data maakt winstgevende activiteiten mogelijk.
Het beleid zou erop gericht moeten zijn dergelijke praktijken beter te reguleren, en de macht van grote bedrijven die verantwoordelijk zijn voor markconcentratie te breken. De monopolistische tendens in de digitale wereld moet aangepakt worden, evenals de mogelijkheid van bedrijven om die dominantie uit te buiten. De recente maatregelen van de Europese Unie tegen Google zijn daar een voorbeeld van.
Nationaal databeleid
Voor ontwikkelingslanden zijn de uitdagingen om ontwikkeling door digitalisering te stimuleren groter. Sommige landen werken al aan digitale capaciteit en infrastructuur. Maar in de meeste gevallen zijn de data eigendom van degenen die ze verzamelen en opslaan, in de meeste gevallen grote platforms. Zij hebben de volledige en exclusieve rechten daarover.
Nationaal databeleid moet gericht zijn op vier belangrijke kwesties: wie is de eigenaar van data, wie mag gegevens verzamelen en gebruiken en op welke voorwaarden. Ook speelt een vraag op het gebied van datasoevereiniteit: welke data mogen het land verlaten en vallen niet onder binnenlandse wetgeving?
De zogenoemde ”zuid-zuidsamenwerking” en regionale samenwerking kunnen kleine ontwikkelingslanden helpen om hun digitale vaardigheden, capaciteit en mogelijkheden te verbeteren. Ontwikkelingslanden moeten strategieën implementeren op het gebied van onder meer datalokalisering, technologietransfers en douaneheffingen op elektronische transmissie.
De internationale gemeenschap begint nog maar net met de discussie over de regulering en de verbetering daarvan. Er is nog geen overeenstemming bereikt bij de Wereldhandelsorganisatie en andere multilaterale instellingen. Een te vlugge aanvaarding van regels met impact op de lange termijn, in een digitale wereld die snel verandert, moet vermeden worden. Vooral waar grote zakelijke belangen spelen, waaruit vaak de voorwaarden voor de discussie voortkomen.
De auteurs zijn econoom. Bron: IPS.