Goddelijke liefde
Lukas 15:8
“Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij één penning verliest, ontsteekt niet een kaars…”
Een echte gouden penning is het, en iets ondoorgrondelijks en onbegrijpelijks is er aan de hand met die penning. De penning moet het juiste gewicht hebben. Weet: het gewicht van deze penning valt niet te wegen (Jesaja 53:7; Lukas 15:8-10). Hij weegt meer dan het hemelrijk en het aardrijk met alles wat daarin besloten ligt. Want God is in deze penning, en daarom weegt hij evenveel als God. In de materie van deze penning is de ingezonken godheid.
Met de overwezenlijkheid van haar onuitsprekelijke liefde heeft zij zich in deze geest gedrukt en hem aldus geheel en al terug in zichzelf verslonden en verdronken. Wil dat gebeuren, dan moet je echt een weg gaan die meer rechtstreeks en korter is, een weg die veel verder gaat dan wat de uitwendige mens zoekt en die uitstijgt boven al de oefeningen van de uitwendige mens, zowel naar lijdzame als werkende wijze, of op welke wijze dan ook, of het nu in beelden is of in vormen. Hoe dan? Deze vrouw ontstak een lantaarn en ze keerde het hele huis ondersteboven. Deze lantaarn: het was de eeuwige wijsheid die haar ontstak. En wat hier ontstoken wordt, daaronder verstaan we hier de ware goddelijke liefde. Zij moet hier ontstoken worden, zij is het die branden moet. Lieve kinderen, jullie weten niet wat liefde is.
Johannes Tauler, prediker in Straatsburg (”Preken”, 1498)