Onder schijnbare luchthartigheid in Israël schuilt obsessie met veiligheid
Terreurdreiging is in Israël nooit ver weg. Toch loert niet iedereen voortdurend angstig over zijn schouder. En van een paar scherpe patronen in het open veld kijkt niemand vreemd op.
Ooit moest ik mijn echtgenote plechtig beloven dat ik me nimmer nog per autobus door het Heilige Land zou verplaatsen. Haar bezorgdheid was terecht. Enkele tientallen meters voor mij was buslijn 14 ontploft. Het werk van een Palestijnse zelfmoordterrorist in hartje Jeruzalem.
Gelukkig zijn er in Israël andere middelen van vervoer. Hoewel mijn zelfopgelegde boycot van de Israëlische bus me wel steeds deed denken aan al die burgers die zich de luxe van deze voorzorgsmaatregel niet kunnen veroorloven.
Inmiddels ligt de tijd van zelfmoordaanslagen op bussen en restaurants gelukkig ver achter ons. Dankzij de veiligheidsmuur en aanverwante maatregelen. En dus voel ik de vrijheid mijn echtelijke belofte –in goed overleg– niet langer gestand te doen.
Terroristen zijn echter inventief. Bomgordels hebben plaatsgemaakt voor messen en aanverwant steektuig. Auto’s veranderen in dodelijke moordmachines als kwaadwillende individuen ze op menigtes in laten rijden.
Toch loopt niet iedereen in Tel Aviv, Jeruzalem of Haifa nerveus over straat alsof elk ogenblik het de terreur kan toeslaan. Het leven gaat zijn normale gang, met een ogenschijnlijke zorgeloosheid die voor buitenstaanders soms aan roekeloosheid grenst.
Zo zaten wij eens aandachtig te luisteren naar de burgemeester van een groep dorpen in de Negevwoestijn, ruim binnen schootsafstand van de Gazastrook. Tijdens het gesprek sloeg ergens in de buurt –voor mijn gevoel op een paar meter afstand– een Palestijns projectiel in. Of het een raket of een mortiergranaat was, kon ik als leek niet uitmaken. De klap was er niet minder om.
De burgervader was er nogal laconiek onder. „Hebben jullie het luchtalarm gehoord? Niet? Dan zal het wel meevallen.” Over tot de orde van de dag. Je leert hier snel.
Tijdens een patrouille met een eenheid die het grensgebied tussen Gaza en Israël in de gaten houdt, klinkt er plotseling aanhoudend vuur van automatische wapens. Toch maar even vragen wat dát nu weer is. „Kan van de schietbaan zijn. Maar het is ook mogelijk dat die jongens een paar lui van Hamas zijn tegengekomen”, klinkt het bijna terloopse antwoord.
Even verderop glinstert een stel patronen in het verschroeide gras. Scherp, welteverstaan. Luttele meters verder een aangebroken doos met munitie. Even komt de verleiding op een souvenirtje mee te pikken. Staat allicht interessanter dan een T-shirt uit de Oude Stad van Jeruzalem. Maar ja, ook succes verzekerd op de luchthaven.
En dat is precies de andere kant van al die luchthartigheid over terreurdreiging en scherpe patronen. Want onder die uiterlijk laconieke houding schuilt een bijna obsessieve serieusheid over alles wat met veiligheid van doen heeft. En dat is maar goed ook.
Daar hoef je geen soldaat of politieagent voor te zijn. Laat je bagage op de luchthaven maar eens een paar meter achter je staan. Tien tegen één dat een oplettende reiziger je aanspreekt: „Is die tas van u?” Snel handelen is geboden. Want voor je het weet eindigt je koffer met een luide knal en een vredig rookwolkje.