Miskende Jodenredder
Jan Zwartendijk, waarnemend consul van Nederland in Litouwen, redde in 1940 3000 Joden. Minstens. Het kunnen er ook wel 10.000 geweest zijn. Wat kreeg hij ervoor? Geen waardering van degenen die hij uit de nood hielp. Wel een standje van de regering: hij had de regeltjes overtreden.
De reprimande, luidt een hoofdstuktitel in de lijvige biografie die Jan Brokken over Zwartendijk schreef. Bijna 24 jaar na zijn heldhaftige optreden was Zwartendijk ontboden op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij ging, en verwachtte een compliment. Lijkbleek en terneergeslagen kwam hij thuis: hij had een berisping gekregen.
Dat hij nooit een koninklijke onderscheiding zou ontvangen, zoals hem zojuist was meegedeeld, deerde hem niet. Dat hij een uitbrander kreeg, vond hij echter vernederend, aldus zijn dochter. De mededeling werd hem mondeling gedaan; er is nooit iets op schrift gesteld.
Wat Philipsdirecteur Zwartendijk (1896-1976) had misdaan? In enkele weken tijd redde hij duizenden Litouwse, Poolse en Duitse Joden door hun een visum voor Curaçao te verstrekken, zodat ze uit handen van de nazi’s bleven. In de stad Kaunas werkte hij samen met de Japanse consul, Chiune Sugihara, die de vluchtelingen een doorreisvisum verstrekte. Ze gingen er zelfs mee door toen de Russen het Nederlandse consulaat sloten.
Ze reikten meer dan 2100 visa uit. Volgens het Simon Wiesenthal Centrum reisden er gemiddeld 2,8 mensen op een visum. Het kunnen er meer geweest zijn, of minder; de schattingen van het aantal geredde levens lopen uiteen van 3000 tot 10.000. Zwartendijk en Sugihara deden hetzelfde als Feng Shan Ho, de Chinese consul in Wenen, die van 1938 tot 1940 duizenden Joden een visum voor Sjanghai verstrekte.
Dollars voor de Russen
De Russische dictator Stalin gaf de Joden toestemming met de Transsiberië Express naar Oost-Azië te reizen. Daar konden ze oversteken naar de Nederlandse Antillen of elders een veilig heenkomen zoeken. Waarom de Russen zo coulant waren, blijkt nu uit hun archief: vanwege het vele geld dat het opbracht; een enkeltje Wladiwostok kostte 400 dollar.
Zwartendijk sprak later nooit meer over zijn heldendaad. Dr. L. de Jong wijdde er in zijn oorlogsgeschiedschrijving slechts enkele regels aan, die ook nog gedeeltelijk onjuist waren. Brokken haalt De Jongs socialistische overtuiging erbij om er een verklaring voor te geven. „Gelukkig maakte Zwartendijk niet meer mee dat deel 9 van De Jongs geschiedschrijving verscheen”, stelt hij vast. „Toch heeft hij tot op het laatst geprobeerd De Jong te behoeden voor flaters.”
Zwartendijk wist niet dat hij als de Engel van Curaçao bekendstond; dat hoorde hij in 1963 pas. Nadat er enkele artikelen over zijn reddingsoperatie waren verschenen, werd hij in februari 1964 op het ministerie ontboden. Daar werd hem geen lof toegezwaaid, zoals hij verwachtte. Hem werd te verstaan gegeven dat hij zijn boekje te buiten was gegaan. Onthutst ging hij naar huis.
De doorgaans opgewekte Zwartendijk werd door deze gang van zaken „een ongedurig, knorrig baasje.” Hij wist dat daarvoor maar één medicijn was: hij wilde weten wat er met ‘zijn’ Joden was gebeurd. Hij vreesde dat hij velen de dood had ingejaagd.
Hoeveel van hen waren de oorlog ongeschonden doorgekomen? Niet veel, vreesde hij. Tragisch is dat de brief met het antwoord op de dag van Zwartendijks begrafenis arriveerde: het Holocaust Research Center deelde mee dat 95 procent van de Joodse vluchtelingen aan wie de Nederlandse consul in Kaunas een visum had verstrekt de oorlog had overleefd.
De auteur laakt het feit dat de overlevenden, op een enkele uitzondering na, niets van zich lieten horen. „De vraag blijft waarom, het zou niet zo vreselijk veel moeite hebben gekost. Gewoon een briefje, een levensteken aan hun gewezen redders in nood.” Die hadden daar volgens Brokken moreel recht op. „Door het uitblijven van enig bericht bleven ze jaren achtereen met een vracht aan vragen en schuldgevoelens zitten.”
Het eerbetoon voor Zwartendijk kwam later. Sinds november 1997 staat er een gedenkteken in Rotterdam, op de Kop van Zuid. Het Israëlische Holocaustherinneringscentrum Yad Vashem verklaarde de consul in 1998 tot rechtvaardige onder de volkeren, overigens nadat een verzoek daartoe in 1969 en 1994 was afgewezen. De vroegere consul Sugihara –net als Zwartendijk lang miskend– leefde nog toen hij in 1985 de Yad Vashemonderscheiding kreeg. Als enige Japanner.
Ontsiering
Koningin Beatrix bezocht in juni 2008 Sugihara’s woning in Kaunas. Tien jaar later waren koning Willem-Alexander en koningin Máxima erbij toen Zwartendijks zoon en dochter in die stad een lichtmonument onthulden dat herinnert aan het reddingswerk van hun vader. Overigens een gedenkteken met een bijsmaak: aangebracht in het plaveisel omdat de eigenaar van het pand waar Zwartendijk werkte er geen behoefte aan had zijn „façade te ontsieren met een bronzen plaquette.” Daar kon de Nederlandse ambassade het mee doen.
De onthulling van het monument is op de valreep opgenomen in Brokkens boek ”De rechtvaardigen. Hoe een Nederlandse consul duizenden Joden redde.” Het ging –na jarenlang grondig onderzoek– 504 bladzijden tellen, maar door Brokkens vlotte schrijfstijl kost het geen moeite de eindstreep te halen. De historicus bepleit excuses van de regering aan Zwartendijks kinderen voor het onrecht dat hun vader werd aangedaan.
Boekgegevens
De rechtvaardigen. Hoe een Nederlandse consul duizenden Joden redde, Jan Brokken; uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2018; ISBN 978 90 450 3664 9; 504 blz.; € 22,99.