Klimaatverandering vraagt dringend om maatregelen
De maatregelen ter vermindering van de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en de vernietiging van biodiversiteit verschillen niet zo veel van de maatregelen die nodig zijn om broeikasgasuitstoot te verminderen, stelt prof. dr. Wim de Vries.
Het gerechtshof in Den Haag heeft de klimaatorganisatie Urgenda in het gelijk gesteld (RD 9-10). Urgenda spande een rechtszaak aan tegen de Nederlandse staat, met als eis dat sneller actie wordt ondernomen tegen de uitstoot van broeikasgassen. Zij won die rechtszaak in 2015 en de rechter droeg de Staat op ervoor te zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25 procent is verminderd ten opzichte van 1990. Op 9 oktober is die uitspraak in een hoger beroep nog eens bevestigd.
Wie het artikel ”Wees geen klimaatmaker maar rentmeester” van prof. Berkhout leest (RD 1-10) en hem gelooft, zal die uitspraak betreuren en ook het klimaatakkoord dat er al ligt als een misser bestempelen. Een misser die ons ook nog eens veel geld gaat kosten. Kort gezegd komt Berkhouts betoog erop neer dat klimaat niet maakbaar is en dat we als rentmeester beter onze aandacht kunnen richten op de vervuiling van de natuurlijke omgeving, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en de vernietiging van biodiversiteit.
In een reactie op dit artikel geven Willem Pos en Pieter Meijers van de SGP-jongeren aan dat rentmeesterschap over de aarde wezenlijk is, ongeacht of klimaatverandering nu door de mens beïnvloed wordt of niet (RD 8-10). Ik kan mij in deze reactie goed vinden, maar het komt mij voor dat Berkhout dit feitelijk ook zegt. Hier zijn we het dus allemaal met elkaar eens. Maar volgens Berkhout moeten maatregelen dan wel gericht zijn op het versneld schoner en groener maken van onze planeet. Naar zijn idee gaat het daarbij kennelijk over andere maatregelen dan die waar het in het klimaatakkoord om gaat. Maar klopt dat ook?
CO2-uitstoot
De kerngedachte bij Berkhout lijkt dat CO2-emissies door de mens nauwelijks invloed hebben op het CO2-gehalte in de atmosfeer, omdat die wordt gebufferd vanuit de oceaan: 98 procent van de CO2 bevindt zich in de oceanen en slechts 2 procent in de lucht, en door het natuurkundige evenwicht zouden die direct met elkaar verbonden zijn.
Nu is het inderdaad zo dat zich in de oceaan ongeveer vijftig maal zo veel koolstof bevindt als in de lucht. Maar dat er sprake zou zijn van een direct natuurkundig evenwicht tussen oceaan en atmosfeer, waarbij minder menselijke uitstoot wordt gecompenseerd door meer uitstoot van de oceaan, is volstrekt onjuist. Die extra uitstoot in de oceaan is met name het gevolg van koolstof in plantenresten die door rivieren naar de oceaan zijn gevoerd en daar door bacteriën worden afgebroken.
Wel is de CO2-uitstoot vanuit oceanen circa negen keer zo hoog als de geschatte uitstoot door menselijk toedoen. En daar komt ook nog eens een twaalf keer zo hoge uitstoot vanaf het land bij. Maar tegenover die uitstoot staat een vergelijkbaar groot getal aan opname. Kortom: dit is een kringloop, vergelijkbaar met inademen en uitademen. Nog sterker: de opname in oceanen en bossen is gelukkig wat groter dan de uitstoot, waardoor iets meer dan de helft van onze CO2-uitstoot erin wordt vastgelegd. Anders zou de CO2-stijging in de lucht nog meer dan twee keer zo hard gaan.
Broeikasgassen
In hun kritiek op klimaatonderzoek en klimaatbeleid beperken klimaatsceptici zich vrijwel altijd tot CO2. Zo ook Berkhout. Nu is dit het belangrijkste broeikasgas, maar de bijdrage aan de stralingsbalans is toch niet meer dan circa 60 procent. Andere broeikasgassen, waaronder methaan en lachgas, zijn in totaal goed voor een bijdrage van circa 30 procent. En dan is er nog ozon en zijn er gechloreerde koolwaterstoffen, terwijl fijnstof omgekeerd een koelend effect heeft.
De concentraties van al die stoffen zijn sinds ongeveer 1800 voortdurend toegenomen. Een toename die geheel te koppelen is aan menselijke activiteiten. Bij methaan en lachgas gaat het in die periode met name om een sterke intensivering van de landbouw. Deze analyse is gebaseerd op meetgegevens en niet op modellen, zoals klimaatsceptici iedereen willen laten geloven.
De opmerking dat CO2 een voedingsstof is, waardoor plantengroei toeneemt, is een bekende onder klimaatsceptici. Dat klopt ook volledig en in de gewraakte klimaatmodellen wordt dit ook meegenomen. Probleem is daarbij helaas wel dat het effect in de afgelopen decennia steeds naar beneden moest worden bijgesteld. Aanvankelijk werd alleen het effect van een warmer wordende planeet met meer CO2 meegenomen. Dat leidde tot het voorspellen van zeer grote toenames in bosgroei en CO2-vastlegging.
Ondertussen weten we dat het CO2-effect op veel plaatsen maar tijdelijk is, omdat er gebrek komt aan voedingsstoffen zoals stikstof en fosfaat. Verder neemt door de stijging van CO2 ook de uitstoot van methaan en lachgas toe, waardoor het klimaateffect van de CO2-vastlegging bijna volledig teniet wordt gedaan.
Maakbaarheid
Het lijkt me terecht om de gedachte dat het aardse klimaat maakbaar is af te wijzen. Maar dat geldt ook voor de biodiversiteit, waarbij Berkhout plotseling geen relatie met maakbaarheid noemt. Ook hier geldt dat maatregelen die bedoeld zijn om plantensoorten of diersoorten terug te krijgen vaak een sterk vertraagd effect hebben. Na een kantelpunt komt iets niet zomaar weer terug. Juist dat moet ons dubbel voorzichtig maken. Want inderdaad geldt zeker dat het menselijk gedrag grote invloed heeft op de afname van de biodiversiteit, en dat proces is moeilijk om te keren. Hetzelfde geldt, zij het met een grotere onzekerheid, voor klimaatverandering, zoals terecht betoogd door Ries van Maldegem (RD 10-10).
Ten slotte verschillen de maatregelen ter vermindering van de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en de vernietiging van biodiversiteit niet zo veel van de maatregelen die nodig zijn voor het verminderen van broeikasgasemissie. Zo laat een artikel in Nature (9-10) zien dat door dieetverandering, minder voedselverlies, meer recycling en verbeterd management de wereldwijde aanwending van stikstof en fosfaat in kunstmest met 60 tot 70 procent kan worden verminderd. Dat komt ten goede aan de biodiversiteit. Maar tegelijk neemt dan ook de uitstoot van broeikasgassen uit de landbouw met ruim 50 procent af. Laten we die dingen niet tegenover elkaar zetten.
De auteur is hoogleraar Milieusysteemanalyse aan Wageningen Universiteit en lid van het wetenschappelijk instituut van de SGP.