Dreiging
Sinds een week leeft ons land onder de verhoogde dreiging van een terroristische aanslag. Daarbij is het zekere voor het onzekere genomen. Nu Nederland voorzitter is van de EU en hier allerlei Europese politici in- en uitgaan, is een aanslag het laatste waar de regering op zit te wachten.Minister Donner van Justitie en zijn collega Remkes van Binnenlandse Zaken hebben gisteren een beperkt aantal details over de dreiging prijsgegeven. De inlichtingen- en veiligheidsdienst AIVD blijkt over aanwijzingen te beschikken dat terroristen het hebben gemunt op doelen in het westen en zuiden van het land. Veel meer lieten de bewindslieden overigens niet los en dat valt te billijken. De tegenstander dient immers volstrekt onkundig te blijven over de kanalen waaruit de AIVD tapt.
Naar eigen zeggen volgt de AIVD permanent zo’n 150 moslimextremisten in ons land. Kennelijk werpt dit werk vruchten af. Uit de woorden van Remkes viel af te leiden dat het kabinet zich dit keer niet alleen baseert op informatie van buitenlandse diensten maar ook op eigen bronnen.
Daarmee is nog niet gezegd dat de regering een volledig beeld heeft van de binnenlandse terreurdreiging. Daarvoor zijn de netwerken van al-Qaida en alles wat daarmee annex is te grillig vertakt. Zelfs is niet gezegd dat de thans waargenomen dreiging serieus is. Terroristen hebben er belang bij onrust te stoken en veiligheidsdiensten op het verkeerde been te zetten.
Uit vrijgegeven informatie van Amerikaanse inlichtingendiensten blijkt bovendien dat de interne communicatie binnen al-Qaida buitengewoon lastig valt te ontcijferen. De boodschappen die worden verstuurd, plaatsen zelfs doorgewinterde experts voor raadsels. Zo is al menig misverstand ontstaan. In januari werd een bepaalde vlucht van British Airways tussen Londen en Washington diverse keren niet uitgevoerd. Het nummer van de vlucht was 223. Er is al gesuggereerd dat dat besluit werd genomen op grond van afgeluisterde gesprekken die niet betrekking hadden op vlucht 223 maar op VN-resolutie 223, die gaat over de Israëlische behandeling van Palestijnen.
Een andere moeilijkheid, waar ook de Nederlandse AIVD mee kampt, is dat de moslimwereld moeilijk is binnen te dringen. Het vergt van infiltranten dat ze zich de cultuur, die haaks staat op de moderne westerse levensstijl, heel goed eigen moet maken. Ook zullen ze zich moeten onderwerpen aan de strenge normen in orthodox-islamitische kringen. Denk alleen maar aan het taboe op alcoholgebruik.
In de praktijk is men in feite sterk afhankelijk van tipgevers. Er is tot nu toe maar één dienst redelijk succesvol geslaagd in het opbouwen van een netwerk van informanten in deze kringen: de Israëlische geheime dienst. De liquidaties van terroristische leiders door middel van precisieaanvallen bewijzen dat.
Westerse inlichtingendiensten zouden dus bij hun Israëlische collega’s in de leer moeten gaan. De toenemende anti-Israëlische sentimenten zullen die stap wel niet vergemakkelijken. Bovendien zijn inlichtingendiensten niet erg bereid in de eigen keuken te laten kijken. Dat probleem doet zich ook dicht bij huis voor. Zo staan diverse Europese diensten erom bekend uit wantrouwen zelden informatie uit te wisselen. Het zou al heel wat zijn als daar eens verandering in komt.