Cultuur & boeken

Stille diplomaat Max van der Stoel was altijd in de weer voor anderen

Zakkenvuller? IJdeltuit? Egotripper? Niks van dat alles: PvdA-politicus Max van der Stoel (1924-2011) was steeds in de weer voor anderen.

Kees de Groot
1 October 2018 17:18Gewijzigd op 16 November 2020 14:15
Max van der Stoel is volgens zijn biografe Anet Bleich een van de weinige Nederlandse politici die werkelijk een rol op het wereldtoneel hebben gespeeld.  RD, Sjaak Verboom
Max van der Stoel is volgens zijn biografe Anet Bleich een van de weinige Nederlandse politici die werkelijk een rol op het wereldtoneel hebben gespeeld. RD, Sjaak Verboom

In alles was hij het tegendeel van hoe politici al te vaak worden gezien, aldus zijn dochter Renée. „Van der Stoel was iemand die geeft, nooit neemt”, verklaarde bijvoorbeeld OVSE-medewerker Natalya Drozd: „Hij was er altijd om te helpen, hoe druk hij het ook had, hoe laat op de dag het ook was. En nooit wilde of vroeg hij ook maar iets terug.”

De kinderen van zijn assistent Frans Timmermans trakteerde Van der Stoel op poffertjes, voor zichzelf had de huisartsenzoon genoeg aan twee bruine boterhammen met kaas tussen de middag en ’s avonds een blikje bonen of erwten met een appeltje toe. Aan boodschappen wilde hij wekelijks niet meer dan 20 euro kwijt zijn.

„Max was een overtuigde sociaaldemocraat”, aldus de Oekraïense Irina Shmatchenko, die gewend was aan communistische leiders die een luxeleventje leidden. „Hij stelde zich niet boven de mensen met wie hij sprak, hij nam hen voor zich in door zijn eenvoud. (…) Hij leefde volgens zijn idealen. Dus dat kon ook.”

Integriteit

Van der Stoels voornaamste kwaliteit was zijn integriteit, stelt zijn biografe Anet Bleich in ”De stille diplomaat”, het boek waaraan bovengenoemde citaten zijn ontleend: „Nooit zou hij iets doen in strijd met zijn overtuiging of om er zelf beter van te worden.”

Bepalend voor Van der Stoels politieke overtuiging waren volgens haar „een hartstochtelijke liefde voor vrijheid en democratie, het besef dat die twee niet als vanzelfsprekend beschouwd mochten worden, en de bereidheid ze te verdedigen.”

Zijn politieke carrière kwam tot bloei tijdens het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Van der Stoel was toen de eerste sociaaldemocratische minister van Buitenlandse Zaken. De voornaamste vernieuwing die hij introduceerde, was de nadruk op mensenrechten. Dat hij links en rechts dictaturen openlijk veroordeelde omdat ze mensenrechten schonden, kwam hem op kritiek van bedrijven te staan. Die waren bang dat de handel eronder zou lijden. Het tegendeel was het geval, betoogde Van der Stoel: „Voortdurende vertrapping van mensenrechten, uitzichtloze toestanden van onrechtvaardigheid leiden op den duur tot ontlading van spanningen die alle stabiliteit in de wereld kunnen wegvagen.”

Hij liet zelfs onderzoek doen of zijn „getuigenispolitiek” nadelig uitpakte voor het bedrijfsleven. De conclusie was overduidelijk: uit geen enkel land kwam een concreet voorbeeld van schade.

Willekeur

Bleich beschrijft dat in het mensenrechtenbeleid wel sprake was van enige willekeur: „De prioriteiten die het kabinet-Den Uyl stelde, kwamen tot stand onder invloed van de publieke opinie.” Linkse activisten wonden zich bijvoorbeeld wel op over het Amerikaanse optreden in Vietnam en de apartheid in Zuid-Afrika. Maar niet over de gevolgen van de culturele revolutie in Mao’s China of de verdwijningen van tegenstanders van het Videlaregime in Argentinië. „Dat verschil in aandacht werd weerspiegeld in het beleid van Van der Stoel.”

Die baarde wel opzien door in 1977 in Praag als eerste westerse minister in gesprek te gaan met een dissident uit een Oost-Europees land, Jan Patocka. Maar dat Indonesië destijds een wrede dictatuur was, mocht van hem niet hardop worden gezegd.

Van der Stoel sprong, om nog iets te noemen, wel in de bres voor Roma en Sinti in Oost-Europa. Het opkomen voor geloofsvervolgden daarentegen had minder prioriteit. Bleich schrijft er ten minste niet over. SGP-Kamerlid Van Rossum wilde in 1975 tijdens het debat over de Buitenlandse Zakenbegroting best geloven dat godsdienstvrijheid de aandacht van de minister had. Maar hij vond de resultaten van diens beleid „nog niet zo geweldig, zeker niet als ik denk aan de christenvervolgingen in de communistische landen.” Mogelijk had Van der Stoel daar minder affiniteit mee omdat hij zelf van huis uit niet religieus was.

Televisie

In een documentaire legde de oud-minister ooit uit waarom hij zich zo betrokken wist bij Oost-Europese politieke dissidenten. „Ik was in 1975 aanwezig bij de conferentie van Helsinki, waar we een prachtige declaratie van mensenrechten ondertekenden.” En dat schiep verplichtingen: „Ik zou me hebben geschaamd als ik de mensen die werden onderdrukt omdat zij opkwamen voor mensenrechten niet had geholpen.”

Van der Stoels nadruk op mensenrechten kwam niet uit de lucht vallen, schetst Bleich in haar biografie. Het onderwerp was vanaf eind jaren zestig in de mode geraakt. Een nieuwe generatie groeide op die via de televisie allerlei ontwikkelingen in het buitenland meekreeg, zoals de oorlog in Vietnam, de staatsgreep in Griekenland en het neerslaan van de Praagse lente in 1968. Daardoor kwamen thema’s als democratie, vrijheid en het recht op zelfbeschikking hoog op de politieke agenda.

Staat van dienst

Bleichs levensbeschrijving van Van der Stoel is bepaald geen droge opsomming van bekende feiten. Op levendige wijze laat ze de lezer kennismaken met haar hoofdpersoon als politicus, met zijn daden en zijn betekenis, maar ook met Van der Stoel als privépersoon. Daarbij besteedt ze ruim aandacht aan de tijd waarin Van der Stoel opereerde, van het ontstaan van de Koude Oorlog tot de ineenstorting van het communisme. Daardoor kan de lezer zijn optreden en dat van andere betrokkenen beter plaatsen.

De biografe is merkbaar onder de indruk van Van der Stoel. Gelet op diens staat van dienst is dat begrijpelijk en terecht. Schijnbaar onvermoeibaar streed hij tot op hoge leeftijd voor mensenrechten en tegen onderdrukking en onvrijheid. In Griekenland, de Baltische staten, Irak, noem maar op.

Hoewel Bleich Van der Stoel dus hoog heeft zitten –ze noemt hem „een van de weinige Nederlandse politici die werkelijk een rol op het wereldtoneel hebben gespeeld”– dweept ze niet met hem. Ze schetst eerlijk zijn tekortkomingen; zijn echtgenote wist hij bijvoorbeeld niet blijvend aan zich te binden.

Dankzij Van der Stoel is Nederland gidsland geworden op het terrein van de mensenrechten, stelt zijn biografe. „Het is zijn belangrijkste, blijvende verdienste dat hij die van vrome bijzaak tot vitaal onderdeel van de buitenlandse politiek heeft gemaakt.” Die conclusie is wellicht wat al te pretentieus. In zijn ijveren voor mensenrechten was Van der Stoel zeker een van de trendsetters, maar hij had de tijdgeest mee; vermoedelijk was hij daarin minder effectief geweest als hij daar juist tegen had moeten opboksen.

Van der Stoel wekte de indruk dat mensenrechten hem aan het hart gingen vanwege hun eigen, universele waarde. Bij zijn verre opvolger Blok –de huidige minister van Buitenlandse Zaken– staan ze ook hoog op de agenda, maar dan kennelijk vooral vanwege het Nederlands eigenbelang. Dat is geen vooruitgang.

Tragisch

In de epiloog van het boek –dat is voorzien van illustraties, personenregister, notenapparaat en bronnenlijst– schrijft Bleich dat haar hoofdpersoon „bijzonder invloedrijk” was, maar dat dit „dikwijls niet werd erkend.” Dat vindt ze „licht tragisch.”

Van der Stoel kreeg inderdaad nooit de Nobelprijs voor de vrede, hoewel hij daarvoor twee keer werd voorgedragen. Toch had hij over erkenning weinig te klagen. Na zijn staatssecretariaat op Buitenlandse Zaken was hij tweemaal minister op dat departement. Later was hij onder anderen lid van de Raad van State en hoge commissaris inzake nationale minderheden bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.

Tijdens zijn Haagse loopbaan genoot hij doorgaans de steun van PvdA-partijleider Den Uyl; in discussies met NieuwLinks over bijvoorbeeld het Nederlandse lidmaatschap van de NAVO trok Van der Stoel steeds aan het langste eind. Voor zijn werk ontving hij tal van prijzen, onderscheidingen en eredoctoraten. Ook werd hij in 1991 benoemd tot minister van Staat.

Van der Stoel leed er evenwel onder dat hij „door altijd achter de schermen te werken zelf onzichtbaar bleef en voor zijn gevoel weinig erkenning kreeg”, citeert Bleich zijn vroegere assistent Timmermans. Maar dat veranderde volgens hem „niets aan zijn manier van optreden.” Van der Stoel hoefde niet per se op een voetstuk te staan, aldus Timmermans. „Hij was heel erg gericht op het vinden van een oplossing. Daarbij schakelde hij zichzelf uit, hij was het instrument. Het ging hem erom de partijen in staat te stellen tot een oplossing te komen, niet om zichzelf te presenteren als de Grote Redder.”

Boekgegevens

”De stille diplomaat. Max van der Stoel 1924-2011”, Anet Bleich; uitg. Balans, Amsterdam, 2018; ISBN 978 94 600 3801 3; 495 blz.; € 34,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer