Kwestie-Duthler voedt debat over integriteit Senaat
Het adviesbedrijf van VVD-senator Duthler schreef mee aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), zo bleek maandag. Drie vragen.
Een senator met een eigen adviesbedrijf, is dat niet vreemd?
Helemaal niet; het lidmaatschap van de Eerste Kamer is een deeltijdfunctie. Dat senatoren daarnaast een betaalde baan hebben, al dan niet aangevuld met nog allerlei nevenfuncties, is daarom eerder regel dan uitzondering; zeker zolang ze nog niet met pensioen zijn.
Logisch uitvloeisel hiervan is dat senatoren geregeld meestemmen met wetten die iets regelen voor een sector waarin ze zelf beroepshalve actief zijn. Het draagvlak voor die praktijk lijkt wat af te brokkelen, maar is nog steeds groot. Senatoren staan midden in de maatschappij, zo is de gedachte, en zijn daardoor des te beter in staat wetten te toetsen op hun uitvoerbaarheid.
Hoe vaak stemmen senatoren over wetten waar ze in de praktijk zelf mee te maken krijgen?
In 2015 onderzocht de Volkskrant hoe de Senaat had gestemd over 275 wetten van het kabinet-Rutte II. Deed een senator mee aan stemmingen over wetten die hem of haar of de instelling waaraan hij of zij was verbonden tot op zekere hoogte konden raken, dan sprak de krant van een belanghebbende stem. VVD-senator Frank de Grave bleek recordhouder met 53 van zulke stemmen. Hij werd gevolgd door Thom de Graaf (D66, 46) en Heleen Dupuis (VVD, 44). Alles bij elkaar bleken er volgens de Volkskrant 675 belanghebbende stemmen te zijn uitgebracht.
Een enkele keer leidde dat tot ophef. Zo had CDA’er Brinkman wel iets uit te leggen toen hij in 2013 in de Senaat tegen het woonakkoord stemde. Als voorzitter van Bouwend Nederland had hij daarvoor nog zijn steun uitgesproken voor het plan.
Volgens sommigen heeft Duthler de schijn van belangenverstrengeling gewekt, de senator weerspreekt dat. Wie heeft er gelijk?
Senatoren die via hun bedrijf bemoeienis hebben met de totstandkoming van een wet mogen meebeslissen of deze van kracht wordt. Er zijn geen regels die voorschrijven dat ze zich dan moeten onthouden van stemming. Formeel heeft Duthler dus gelijk, maar daarmee is de discussie nog niet gesloten.
Een van de vragen die nog openstaan, is of het niet verstandig is alsnog zo’n verschoningsregel in te voeren. Voorstanders daarvan, zoals staatsrechtjurist Tom Barkhuysen (Universiteit Leiden), wijzen erop dat meestemmen bij zakelijke belangen voor gemeenteraadsleden wél verboden is.
De discussie gaat verder over de vraag hoe het bestaande Reglement van Orde van de Eerste Kamer moet worden geïnterpreteerd. Neem artikel 156a: „Ieder lid geeft zich rekenschap van de belangen die hij anders dan als lid van de Kamer heeft en waakt ervoor dat deze belangen niet leiden tot het op oneigenlijke wijze uitoefenen van zijn functie.” De Senaat voegde deze bepaling in 2014 toe, in reactie op een rapport van het anticorruptieorgaan van de Raad van Europa, Greco.
Volgens staatsrechtjurist Wim Voermans (Universiteit Leiden) is het klip-en-klaar dat Duthler deze regel heeft overtreden. Zijzelf ziet dat anders. Duthler wijst daarbij op de extra informele afspraken die bijna alle Senaatsfracties eveneens in 2014 hebben gemaakt.
Eén daarvan is dat een senator niet het woord mag voeren over een wetsvoorstel dat aan zijn of haar nevenactiviteiten raakt. Bij veel fracties geldt daarnaast de afspraak dat de bewuste senator bij de stemmingen over zulke wetten de fractielijn volgt. In Duthlers geval is het zo gegaan. Ze was geen woordvoerster WMO en stemde net als de hele VVD-fractie voor.