„Bijbel van belang voor psychiatrie”
„Menselijk lijden valt niet alleen in medische termen uit te drukken.” Dat zei de Zwitserse psychiater dr. Samuel Pfeiffer woensdag tijdens een conferentie over psychiatrie en religie in Amsterdam. Volgens de directeur van kliniek Sonnenhalde bij Basel bevat de Bijbel een menigte aan vertellingen over intens verdriet, conflicten waar meer personen bij betrokken zijn en over existentiële strijd en bovenaardse ervaringen. Die verhalen kunnen dienstbaar zijn voor de behandelwijze.
Dr. Wayne G. Rollins van Hartford Seminary in de Verenigde Staten toonde aan dat psychologie en het christelijk geloof tot het begin van de twintigste eeuw daadwerkelijk met elkaar in gesprek waren. Hij verwees ter onderbouwing van zijn stelling onder andere naar de publicatie van de lutherse oudtestamenticus Franz Delitzsch over het „systeem van de bijbelse psychologie.” Dat boek verscheen halverwege de negentiende eeuw. Maar in die relatie is een breuk gekomen. Rollins bepleitte evenals Pfeiffer een hernieuwde, wederzijdse beïnvloeding ten dienste van het gemeenschappelijk doel: zielzorg en genezing van de menselijke geest.
Met een bijdrage over de psychologische bevrijding van Job leek dr. Moshe Halevi Spero van de Bar-Ilan Universiteit in Tel Aviv aan die wens tegemoet te komen. Hij knoopte aan bij de visie van de talmoed dat het individu Job nooit heeft bestaan. Het bijbelboek zou een „door niemand minder dan Mozes zelf” geleverd, moraliserend verhaal zijn, een soort verzonnen gelijkenis. De rabbi Maimonides zou dat in de twaalfde eeuw reeds hebben bevestigd.
Het boek Job zou de donkere zijde van de in het slot van Exodus 33 beschreven ontmoeting van Mozes met God laten zien. Een tafereel dus waarbij de leider van het volk Israël in een kloof van de steenrots verkeert, totdat God is voorbijgegaan. De uitdrukking: „Laat mij nu Uw weg weten” betekent in de rabbinale traditie: stel mij in staat te begrijpen waarom de goede mensen lijden en de kwade zich verheugen. Als dat waar is, aldus Spero, is er dus geen plaats voor de gedachte dat Job geen vooruitgang toont wat zijn innerlijke overdenking betreft. Hij blijkt dan niet naar de leegte toegeslagen te zijn. „Want we weten dat Mozes heeft doorgezet in de schaduw van de Ander.”
Ook dr. Klaus Berger uit Heidelberg gaf een impuls aan het gesprek tussen psychiatrie en godsdienst. Hij bracht in de eerste lezing tijdens de conferentie naar voren dat de ideeën van het Nieuwe Testament over het lichaam en emoties zoals liefde en haat, vrees en hoop, verschillen van de huidige gedachten daaromtrent. Volgens de hoogleraar maakt de Bijbel bijvoorbeeld geen verschil tussen lichaam en ziel. Hij bekijkt de dingen niet dualistisch, maar holistisch, dus als één geheel, een totaliteit. Dat mag ons vreemd voorkomen, zo zei hij, maar op deze manier komt het wijdverbreid geloof in een aantal antropologische factoren op losse schroeven te staan.
De Nederlandse nieuwtestamenticus dr. J. van Bruggen uit Kampen stond stil bij het leven van de apostel Paulus. Dat valt te karakteriseren als een aanhoudend en intensief lijden. In het omgaan met zijn ontberingen vertoont hij geen psychische afwijkingen: hij is betrokken in een proces van strijd en aanvaarding. In zijn houding als lijder speelt zijn levensvisie een heel belangrijke rol. Er bestaat dus, aldus dr. Van Bruggen, een nauw verband tussen psychische reactie en godsdienstige levensbeschouwing. En psychologie dient dus iemands godsdienstig verstaan van de dingen te kennen als belangrijke context waarin de psychische reacties en houding vorm krijgen.
Dr. A. van de Beek, die onder andere symboliek doceert aan de Vrije Universiteit, kwam aan de visie op Jezus’ persoonlijkheid van de vroegchristelijke auteur Tertullianus en van latere theologen niet toe, maar beperkte zich tot gegevens uit de vier evangeliën. Daarbij is volgens Van de Beek van belang dat de schrijvers ervan meer theologische dan psychologische interesse aan de dag legden. „Het blijkt erg moeilijk de persoonlijkheid van Christus te analyseren.”
De Nederlandse Stichting voor Psychiatrie en Religie organiseerde het internationale congres. Zij neemt het initiatief tot en stimuleert de uitwisseling van gedachten tussen psychiaters, psychologen, theologen, sociale wetenschappers en filosofen. Die interdisciplinaire discussie betreft dan het gebied van geestesziekte en godsdienst. Voorzitters van de stichting zijn dr. G. Glas, hoogleraar in Leiden, en dr. H. M. van Praag, emeritus hoogleraar in Maastricht. De conferentie, die maandagavond begon en waar een levendige discussie plaatshad, trok meer dan honderd deelnemers uit Europa, Israël en de Verenigde Staten. Onder hen was een aanzienlijk aantal Joden. Dertien wetenschappers leverden een bijdrage.