Uitbannen van pestgedrag verdient absolute prioriteit
In het voortgezet onderwijs komt pesten steeds minder vaak voor. In 2014 zei 11 procent van de middelbare scholieren gepest te worden, dit jaar was dat 5 procent. Dat blijkt uit de tweejaarlijkse veiligheidsmonitor van het ministerie van OCW. Het ministerie baseert zich daarbij op cijfers die door de scholen worden aangeleverd. Op basisscholen daalde het aantal gepeste leerlingen na 2014 aanvankelijk naar ruim 10 procent, maar daarna is het pesten niet verder afgenomen.
Een gemixt beeld dus onder scholieren. Al zijn de cijfers, zeker onder middelbare scholieren, bemoedigend te noemen. Misschien heeft het verschil tussen de afname van het pesten op basisscholen en middelbare scholen ermee te maken dat kinderen naarmate ze ouder worden beter snappen hoe schadelijk pesten is.
Pesten –een akelige term die verwijst naar de pest, maar waarvoor niet echt een goed synoniem gegeven kan worden– lukt kuddegedrag uit. Om niet uit de toon te vallen en mogelijk zelf slachtoffer van pesterijen te worden, doe je maar mee, zo vertelde een meisje bij de NOS. Ze had er erg spijt van en stapte nu op daders van pesten af om hun te vertellen dat ze ermee moesten stoppen. Dapper, maar niet iedereen durft die stap te zetten. Niet alle kinderen zijn emotioneel bij machte om de cirkel te doorbreken.
Behalve het nieuws over pestgedrag op scholen, was er gisteren ook nieuws over het pesten onder volwassenen. Volgens een onderzoek van TNO uit 2016 heeft zo’n 15 procent van de werkende Nederlanders te maken met pestgedrag. Volwassenen doen het wat subtieler dan kinderen. Zo worden mensen niet op etentjes gevraagd of geven collega’s elkaar niet de noodzakelijke informatie over zaken zodat er problemen komen met leidinggevenden. De totale schade voor werkgevers zou, onder andere door extra ziektedagen, zo’n 1,7 miljard euro per jaar bedragen.
Hoe vervelend treiterijen onder volwassenen ook zijn, zij zijn bij machte om er iets aan te doen. Ze kunnen ervoor kiezen de treiterende collega te confronteren. Ze kunnen er een zaak van maken bij de leidinggevende. Ze kunnen in het uiterste geval, hoe erg ook, er zelfs voor kiezen een andere werkkring te zoeken. De positie van een volwassene is in onze maatschappij niet te vergelijken met die van een kind.
Zeker jeugdige slachtoffers van pestgedrag hebben geen middel om terug te vechten. Of het moet letterlijk terugvechten zijn, wat natuurlijk het probleem niet oplost. Eenzaamheid en uitsluiting zijn het gevolg, op een leeftijd dat het juist belangrijk is mee te draaien in sociale verbanden om te leren vriendschappen en contacten te leggen en te onderhouden.
Zaak dus om het uitbannen van het pesten, in alle lagen van de samenleving, hoge prioriteit te geven. Zeker kinderen, maar ook volwassenen, verdienen ook op dit gebied alle bescherming. En laat daarbij de groep kwetsbare ouderen, die niet meer de kracht hebben zich te verdedigen, niet vergeten worden.
Hoofdredactie