Gods liefde
Genesis 3:9
„En de Heere God riep Adam en zei tot hem: Waar zijt gij?”
Meteen na de val openbaarde zich een straal van Goddelijke liefde. God zoekt Adam op. Onbegrijpelijk wonder. Adam was voor God gevlucht en zou voor altijd Zijn Schepper ontvlucht zijn wanneer God hem niet had opgezocht. „Waar zijt gij?” zo klonk de stem Gods in het paradijs. Met dit woord werd de misdadiger gedagvaard voor de Rechter van hemel en aarde en begon de grote gerechtshandeling tussen God en de mens. De zondaar wordt overtuigd van zijn schuld en het doodvonnis over Adam en al zijn nakomelingen uitgesproken. God, Die volmaakt is in al Zijn majestueuze deugden en eigenschappen, kan van Zijn recht niet afstaan. Hoewel Adam het verbond heeft verbroken, blijft God bij de strenge eisen van Zijn verbond en blijft het woord van de Eeuwige van kracht: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.” Maar onder het besef van schuld, beladen met Gods toorn en vloek, openbaart zich een nieuwe straal van Gods liefde. Genade wordt verheerlijkt, het gezegende vrouwenzaad, de Christus, wordt gepredikt, en aan Adam en Eva wordt vrijspraak van schuld en straf beloofd. Toch werd hun verzekerd dat zij in de wereld verdrukking zullen hebben. Het was een pronkstuk van de almacht en wijsheid Gods toen Hij de hemel en de aarde uit niet had voortgebracht.
Ds. Pieter Los, predikant te Leiden
(”Een oude Pelgrim”, 1910)