Bijzonder onderwijs staat te weinig stil bij voorrecht eigen scholen
Het schooljaar 2018-2019 is bijna weer begonnen. In twee van de drie regio’s van ons land is de vakantie voorbij. Vanaf vandaag zitten de meeste leerplichtige leerlingen weer in de schoolbanken.
Veel orthodox-protestantse scholen zijn gewoon om het schooljaar met een speciale bijeenkomst te openen. De krant van vandaag laat dat ook zien. Leerlingen, ouders en docenten vragen tijdens zo’n samenkomst om de bewaring en om de zegen van God voor het nieuwe cursusjaar. Een gebruik dat zeker grote betekenis heeft. Want aan Gods zegen is alles gelegen. Het is nuttig dat ook leerlingen en docenten daarbij stilstaan.
Wie in de loop van de jaren een aantal van dit soort jaaropeningen heeft bijgewoond, moet het beslist zijn opgevallen dat in de meeste toespraken een aspect minder nadrukkelijk aan de orde komt. Dat is het element van de dankbaarheid.
Vaak wordt de nood van onze tijd breed besproken. Geregeld wordt het leerlingen en studenten voorgehouden dat het goed is om de Heere te dienen en de Bijbelse normen te handhaven. Daarbij wordt dan niet zelden ingegaan op allerlei concrete zaken die de christelijke levenswandel betreffen. Dat is ook zeker van belang.
Maar wat nogal eens ontbreekt is dankbaarheid voor het feit dat er in ons land nog altijd ruimte bestaat om het onderwijs naar eigen beginselen in te richten, waarbij dit dan ook nog eens door de overheid wordt gefinancierd. Dat is uniek in de wereld. Sterker, dat is een bijzonder voorrecht.
In allerlei rapporten en tijdens diverse bijeenkomsten wordt er gesproken over de bedreiging van de vrijheid van onderwijs. Meer dan eens wordt daarover de alarmbel geluid. De zorg daarover wordt bij jaaropeningen ook vaak benoemd.
Die bedreiging is ook reëel, al moet niet worden gesuggereerd dat die vrijheid morgen wordt afgeschaft. De druk op scholen vanuit de overheid, politiek en maatschappij wordt sterker, maar is nog beperkt vergeleken bij de situatie in andere landen.
De grootste bedreiging is misschien toch wel dat ouders, leerlingen en docenten leven bij de vanzelfsprekendheid van het eigen onderwijs. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat men een school heeft die aansluit bij de eigen beginselen. Dat is het bepaald niet.
Er bestaat inderdaad een grondwettelijk recht op eigen onderwijs, maar tegelijk is dat een groot voorrecht. Daarom zou het aspect dankbaarheid wel meer aandacht kunnen en moeten krijgen.
Om dat besef levend te houden, zouden onderwijsinstellingen er ook goed aan doen om in elke klas jaarlijks ten minste één keer aandacht te geven aan de vrijheid van onderwijs. Waarom hebben we een eigen school? En: Waarom zit je hier? Op die vragen moet elke leerling antwoord kunnen geven.