Petrus Datheen geëerd in zijn geboorteplaats Cassel
La Grande Place, de Grote Markt, in het Noord-Franse stadje Cassel. Op een van de hoeken van het plein staat herberg Aux Trois Moulins. Aan de linkerbuitenmuur hangt een gedenksteen, ter ere van Datheen, de vergeten zoon van Cassel, een stad op de berg.
Zaterdagmiddag. Aan de Rue Notre Dame beklimt iemand een stalen keukentrap, verwijdert de zogenaamde prinsenvlag die voor de gelegenheid aan de zijgevel is bevestigd, en onthult daarmee een gedenktegel in vier talen ter herinnering aan „de gereformeerde predikant” Petrus Dathenus en aan zijn tijdgenoot Nicasius Ellebodius. Ellebodius, „kerkleider en heelmeester”, werd net als Datheen in Cassel geboren, en werd net als Datheen door Cassel vergeten. In Cassel is niet één straat, niet één naam en niet één steen aan hen gewijd. Het stadsbestuur bleek ook op geen enkele wijze genegen om enige medewerking te verlenen aan een herinneringsplaat voor hen.
„Maar aan die vergetelheid van beiden is vandaag een einde gekomen”, zegt Leo Camerlynck, zittend aan een tafeltje in de overvolle stadsherberg. Camerlynck is voorzitter van de stichting Zannekin, die zich inzet om de historische en culturele banden met gebieden die ooit tot de Nederlanden hebben behoord, weer aan te halen. Camerlynck weet zeker dat Datheen in Cassel is geboren, en wel „in de schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk.” Buiten de herberg wijst hij naar een oorlogsmonument. Daarachter staat een rijtje woningen. „Daar moet hij gewoond hebben, de dominee met de rode baard.”
De gedenkplaat is er gekomen in samenwerking met de vereniging Euvo (Europa der volkeren), die zich beijvert om historisch erfgoed in herinnering te houden. Het idee voor de gedenkplaat is van de Groningse prof. mr. dr. Andries Postma, voormalig Eerste Kamerlid voor het CDA.
Wilhelmus
Voorafgaand aan de onthulling worden er voor een Nederlands, Belgisch en Frans gezelschap in de achter de herberg gelegen Onze-Lieve-Vrouwekerk enkele toespraken gehouden. De Frans-Vlaming Wido Bourel voert het woord „als stem van Frans-Vlaanderen.” Bourel noemt Datheen de grote voorvechter van de Reformatie van de Nederlanden. „Waarschijnlijk was hij ook de dichter van het Wilhelmus. Dat wordt algemeen aangenomen. Datheen moet talent hebben gehad als het gaat om kennis van woord en muziek. Laten we er niet gering over denken dat iemand die zijn hele leven voor zijn geloofsovertuiging op de vlucht is geweest, in staat was om een volledige psalmberijming te maken.”
Tekst en melodie
De derde toespraak is „een stem uit de Noordelijke Nederlanden.” Jan van ’t Hul, kerkredacteur bij het Reformatorisch Dagblad, vertelt dat er in Nederland naar schatting in 29 kerkelijke gemeenten nog steeds psalmen van Datheen worden gezongen. „Velen houden nog van Datheen. Dat kan niet zijn vanwege het muzikale gehalte, want de combinatie van tekst en melodie is soms buitengewoon onbeholpen. De tekstaccenten vallen vaak niet samen met die van de melodie. Wat is het geheim dan wel? Deze psalmen raken het hart en geven de geloofstaal van Gods kinderen door. Het is erfgoed uit de tijd van de geloofsvervolging waarin innige smeekbeden te vinden zijn om bewaard te worden voor het geweld van de boze, om te mogen schuilen bij God, de Almachtige.”
Van ’t Hul verwijst naar het recente proefschrift van zijn RD-collega dr. Jaco van der Knijff. Van der Knijff had bij zijn promotie opgeroepen tot het schrijven van een nieuwe biografie over Datheen. De meest recente dateert uit 1919. „Graag leg ik de oproep om te komen tot een nieuwe biografie ook bij u neer.”
De laatste toespraak is „een stem uit zuidelijk Afrika.” De Zuid-Afrikaanse Shilemeza Prins vertelt dat Datheen ook nog in Zuid-Afrika wordt gezongen. Ze citeert Psalm 42 in het Zuid-Afrikaans: „Soos ’n hert in dorre streke, skreeuend dors na die genot, van die helder waterbeke, skreeu my siel na U, o God.”