Ambtenaren: steun alle regio’s
De welvaart is in het noorden van het land nog altijd lager dan in andere delen van Nederland, maar dat geldt niet minder voor de grote steden. Dit staat in een rapport van ambtenaren van diverse ministeries dat ten grondslag lag aan het besluit van het kabinet om te stoppen met specifieke steun aan het noorden van het land. De ambtenaren willen niet langer specifieke regio’s steunen, maar in alle regio’s in samenwerking met provincies en gemeenten de knelpunten rond economische groei weg te nemen.
Daarbij wordt uitgegaan van dezelfde gedachte als in de Nota Ruimte, waarmee het kabinet eerder instemde. Gemeenten en provincies moeten zelf doen wat ze zelf kunnen en het Rijk komt alleen met regels of steun als dat nodig is: decentraal wat kan, centraal wat moet, aldus het zogeheten interdepartementaal beleidsonderzoek naar regionaal beleid in de toekomst.
Internationaal gezien zijn de welvaartsverschillen binnen ons land klein. In het noorden ligt het beschikbare inkomen per huishouden 8,5 procent onder het nationale gemiddelde, maar ook in Overijssel en Limburg is het inkomen relatief laag. De dertig gemeenten die vallen onder het grotestedenbeleid, hebben een achterstand van 9,3 procent en de vier grootste steden doen het nog slechter. Bovendien is bijvoorbeeld het probleem van de criminaliteit in de steden veel groter dan in het noorden.
De ambtenaren vragen zich vooral af of elke euro aan regionale steun goed wordt besteed. Zo zou de helft tot driekwart van gesubsidieerde banen of investeringen ook zonder subsidie zijn gerealiseerd. Een extra baan in het noorden vergt 115.000 euro aan ’programmakosten’. Het kost 27.000 euro om in het kader van arbeidsmarktbeleid iemand aan de slag te krijgen.
De ambtenaren zijn ook kritisch over de IPR, de investeringspremie die voor het noorden geldt. Negen van de tien bedrijven die de subsidie krijgen voor een nieuwe vestiging of uitbreiding, zouden nooit een vestiging elders hebben overwogen. Van bedrijven die zich nieuw in de regio vestigen gaf een op de zeven aan, dat de IPR een rol had gespeeld in de keuze van de locatie.
Volgens de interdepartementale werkgroep is er „nogal wat overlap" in subsidie. Naast het Kompas voor het Noorden bestaan het grotestedenbeleid, de Europese programma’s en de algemene regelingen die de economie moeten stimuleren. De ambtenaren pleiten voor „stroomlijning en bundeling" om de steun efficiënter te maken.
Het kabinet wil het noorden blijven steunen tot 2006, omdat dat is afgesproken in het zogeheten Langman–akkoord. Daarna moet het beleid worden gericht op alle regio’s, met als uitgangspunt dat Nederland de economische kansen moet grijpen waar die liggen.
De steun aan het noorden was bedoeld om de achterstand op de rest van het land te overbruggen, maar de groeicijfers zijn ongeveer even groot. De achterstand wordt dus niet kleiner. Staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken somt in de nota Pieken in de Delta de regio’s op die kansrijk zijn en waar knelpunten moeten worden weggenomen. Het gaat dan onder meer om de Rotterdamse haven en Schiphol.
De Tweede Kamer is al langer voorstander van steun aan het noorden. De PvdA stond dit weekeinde op de achterste benen door het besluit van Van Gennip om de Langman–gelden na 2006 stop te zetten. Het CDA was maandag opvallend milder. „Wij moeten beoordelen in hoeverre het regionaal economisch beleid bijdraagt aan de nationale economie", zei fractiewoordvoerder Van Dijk. Het CDA vindt het niet op voorhand slecht als ook andere regio’s profiteren van de steun.