Puttense broer en zus promoveren samen
Twee leden uit één gezin die tegelijk promoveren. En ook nog op bijna hetzelfde onderwerp. Marijntje en Koen Gerling uit Putten ontdekten Bijbelse sporen in romans van Jan Siebelink, Franca Treur, Doeschka Meijsing en hun Vlaamse en Nederlandse tijdgenoten.
Broer en zus vullen elkaar aan zoals familieleden dat kunnen doen: als de een een zin begint, maakt de ander hem naadloos af. Beiden vertellen bevlogen over literatuur. In de zomer van 2014 startten ze naast hun freelance schrijfwerk een promotietraject bij de Radboud Universiteit Nijmegen. Vrijdag promoveren ze op de rol die de Bijbel speelt in hedendaagse Nederlandse en Vlaamse romans.
Bij zowel Koen als Marijntje werd de liefde voor literatuur op de middelbare school geboren. Koen genoot van Vestdijk en Kafka; Marijntje had een voorliefde voor het werk van Harry Mulisch. Kerkelijk zijn broer en zus verbonden aan de PKN.
Wiens idee was het om samen een promotietraject te starten?
Koen: „Het idee is eigenlijk spontaan ontstaan op een loze middag.”
Marijntje: „We moesten eerst onderzoeken of het überhaupt kon, samen promoveren.”
Koen: „Toen bleek een dubbelpromotie mogelijk te zijn over hetzelfde onderwerp. We vonden een gedeelde interesse bij hoogleraar Nederlandse letterkunde Jos Joosten en hoogleraar spiritualiteitsstudies Peter Nissen. Zo is het balletje gaan rollen.”
Hoe was het om als broer en zus samen dit proces te doorlopen?
Marijntje: „Je weet wat je aan elkaar hebt. Op ieder moment van de dag kun je elkaar bellen of aan elkaars jas trekken om te vragen: wat vind jij hier nou van? Je bent de meest kritische lezer van de ander. De lijntjes zijn heel kort.”
Koen: „Dat is meteen ook de valkuil, want als je ’s avonds gezellig wat zit te drinken, is de verleiding groot om maar over het onderzoek door te blijven gaan. Je moet elkaar dan afremmen.”
Is jullie christelijke achtergrond van invloed op het onderzoek?
Marijntje: „Absoluut, zonder deze achtergrond hadden we dit boek nooit kunnen schrijven. Hierdoor hebben we een bepaalde gevoeligheid voor het oppikken van Bijbelse noties in romans.”
Koen: „In het proefschrift zijn we overigens strikt als onderzoekers bezig. Met een zekere distantie hebben we de werken bestudeerd.”
Marijntje vult aan: „Het is niet de bedoeling dat ik erin ga leggen hoe ik er zelf over denk. Bij wetenschappelijk onderzoek hoort een open houding.”
Welke verschillen zagen jullie tussen seculiere en christelijke romans, als het gaat om het gebruik van de Bijbel?
Marijntje: „Een heel concreet verschil is het soort Bijbelverwijzingen. In de christelijke romans ”Mara” van Lisette van de Heg en ”Kind van het water” van Marianne Witvliet troffen we Bijbelverwijzingen aan naar onbekendere Bijbelboeken.”
Koen: „Naar Habakuk of de brieven van Petrus. Dat zijn natuurlijk meer fragmenten voor fijnproevers, als ik dit zo mag zeggen.”
Marijntje: „Die Bijbelpassages zie je minder terug in seculiere romans. Daar wordt meer gebruikgemaakt van Bijbelnoties die bij een breed publiek enige herinnering oproepen, zoals het scheppingsverhaal, de zondvloed of het lijden van Christus. Inhoudelijk is er ook een groot verschil. De christelijke boeken lijken wel heel duidelijk een bepaalde kant op te wijzen.”
Koen verduidelijkt: „Je komt personages tegen die een louteringsproces hebben doorstaan. Een en ander loopt dan uit op bekering en geloof. Dat is iets wat je bij de seculiere romans minder aantreft.”
Hoe verklaren jullie dat verschil?
Koen: „In de christelijke romans wordt soms een ideaalbeeld neergezet van een gelovig karakter. Daar kunnen mensen zich dan ook in herkennen en, als het ware, aan spiegelen.”
Marijntje: „En er troost bij vinden, omdat wat de hoofdpersoon overkomt hun ook kan gebeuren. Op de andere lijsten is dat toch veel minder.”
Volgens Jan Siebelink kan literatuur reageren op de secularisatie in Nederland. Zijn romans een vervanging van religie?
Koen: „Vervangen doen ze niet. In romans zie je wel levensbeschouwelijke vraagstukken aan de orde komen. Je kunt dit een religieuze functie van literatuur noemen, want zulke vragen bepalen je bij je bestaan.”
Marijntje: „Dat is van alle tijden. Maar iets is er wel veranderd. Siebelink schrijft in zijn roman ”Knielen op een bed violen” over de kwekerij in Velp. Lezers bezoeken die plaats, bij wijze van pelgrimage. Ook willen ze Siebelink graag aanraken, zijn stem horen. Hij wordt bijna een Messiaanse figuur. Daar kun je van vinden wat je wilt, maar ik zie wel een trend.”
Zoeken mensen naar nieuwe vormen van spiritualiteit nu religie steeds meer uit de samenleving aan het verdwijnen is?
Koen: „Uit de achtergrondstudies die ik heb bestudeerd, blijkt dat mensen zich toch vooral op eigen houtje een weg banen door het oerwoud van zingevingsvragen.”
Marijntje: „De vanzelfsprekendheid van een dominee of priester is weggevallen. Het maakt voor velen niet zo veel meer uit waar ze hun levensbeschouwelijke waarde vandaan halen, of dat nu uit een boeddhistische traditie is of uit een protestantse.”
Koen kan dat beamen: „Wat iemand heilig vindt, is heel persoonsgebonden geraakt. Het gaat om een samenspel van uiteenlopende levensbeschouwelijke aspecten. Bij veel auteurs die we behandelen is dat niet anders.”
Wat is volgens jullie de waarde van de Bijbel in de onderzochte romans uit de huidige tijd?
Marijntje: „Naar het antwoord op die vraag waren we zelf ook bijzonder nieuwsgierig. We ontdekten dat de Bijbel nog wel degelijk een rol speelt. Het Boek zit nog steeds in het collectieve geheugen, ingebakken bij veel lezers.”
Koen: „De Bijbel doet via een roman een appel op zowel de auteur als de lezer. De secularisatie is verder gegaan, maar de Bijbel blijkt springlevend. Ons proefschrift is een oproep aan zowel de seculiere als de religieuze pers om oog te hebben voor de diepere, religieuze laag in romans. Dat maakt het lezen veel leuker en interessanter.”
Het is best voor te stellen dat christelijke lezers moeite hebben met een boek dat weinig heel laat van de Bijbel, zoals ”De tweede man” van Doeschka Meijsing. Hoe moet een christen met seculiere literatuur omgaan?
Koen: „Ik spreek hierin voor mezelf. Ik denk niet dat het goed is om te zeggen: dit soort boeken lezen wij niet. Je plaatst jezelf dan op een eiland. Maar natuurlijk zijn er literaire werken waarvan je zegt: die laat ik liever liggen.”
Marijntje: „We bewegen ons wel in een samenleving waarin het christelijke geloof onder druk staat. Bovendien stelt kunst ook bepaalde vragen. Deze brengen je steeds terug bij jezelf, want hoe verhoud ik me tot die kwesties, hoever wil ik hierin meegaan? Het bepaalt je eigen standpunt, je eigen positie.”
Koen: „Literatuur biedt zicht op je eigen identiteit.”
Maar niet iedereen kan dat, reflecteren op de eigen identiteit via kunst.
Marijntje: „Dat klopt, dit geldt niet voor iedereen. Dat is een lastig punt.”
Koen: „Ik denk dat de taak van een christelijke krant is om een evenwichtig stuk over een boek te schrijven, zodat mensen zelf een oordeel kunnen vellen. Ik vind dat je als christen altijd de dialoog moet blijven zoeken met de literatuur, want anders word je een eenling. Onze proefschriften zijn ook een poging om een dialoog aan te gaan.”
Wat is de verdienste van deze proefschriften voor de neerlandistiek respectievelijk de theologie?
Marijntje: „Ik liep aan tegen het willekeurige in veel studies. Het gebeurt geregeld dat iemand de Bijbel in een bepaald literair werk onderzoekt, puur omdat hij of zij een bepaalde schrijver goed vindt. Ik probeer systematisch te werk te gaan, door zowel mannelijke als vrouwelijke, Vlaamse en Nederlandse, jonge en oudere schrijvers te selecteren op basis van de lijsten van de literaire prijzen AKO, Libris en Gouden Uil.”
Koen: „De theologie heeft de neiging om naar binnen gericht te zijn. Een proefschrift als het mijne probeert de blik naar buiten te richten, naar de cultuur en de literatuur.”
Hoe kijken jullie terug op de achterliggende vier jaar?
Koen: „Positief, de samenwerking bevalt. We zijn verrijkend voor elkaar geweest.”
Marijntje: „Het einde van het project, met het eindeloze nakijken van drukproeven, werd wel vervelend. Dat heb je niet op een achternamiddag klaar. Maar we zijn positief over de samenwerking.”
Het volgende gezamenlijke project staat alweer in de grondverf: een geautoriseerde biografie van priester en kunsthistoricus Antoine Bodar.
Marijntje Gerling
Marijntje Gerling wordt geboren in Boskoop. Na het vwo studeert ze Nederlandse taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Utrecht. Ze geeft enkele jaren Nederlands op een middelbare school, maar legt zich daarna toe op literatuurkritiek. Ze schrijft onder anderen over de auteurs Jan Siebelink en Harry Mulisch. Vrijdag promoveert ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen met ””Zo maakten zij, dat men het verstond in het lezen”. Een intertekstueel onderzoek naar de Bijbel in Nederlandse en Vlaamse romans tussen 2000-2010”. Haar onderzoek laat zien dat de Bijbel nog steeds op tal van manieren terugkomt in hedendaagse literatuur.
Koen Gerling
Koen Gerling ziet het levenslicht in Alphen aan den Rijn. Na het gymnasium gaat hij godgeleerdheid studeren in Utrecht. Hij behaalt in september 2010 zijn predikantsbevoegdheid binnen de PKN. Daarna werkt hij enkele jaren in het voortgezet onderwijs als docent klassieke talen. Vanaf 2012 is Gerling als freelancejournalist actief voor verschillende media. Hij publiceert onder anderen over Augustinus. Op de dissertatie ”Fluïde creaties? Sacraliteit van de Bijbel in hedendaags literair proza uit de Lage Landen” promoveert hij vrijdag aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Zijn belangrijkste conclusie is dat schrijvers van nu uit allerlei levensbeschouwelijke stromingen nemen wat hen van pas komt om de Bijbel als heilig boek nieuwe betekenis te geven.