Column: Verrukking
Daar waar men in alle verstilling tuurt naar een dobber, zich verkwikkend door te luisteren naar een eenparig krekelconcert, de wegstervende zomeravondgeluiden en geniet van de kleurige deken van de invallende schemering, daar kan zomaar te midden van het vreugdevolle vacuüm dat ook wel vakantie genoemd wordt, een stil heimwee geboren worden naar het jeugdige talent dat hongerend naar kennis door de septembermist aan komt stromen om zich te laven aan de onuitputtelijke bronnen van wijsheid van hen die met enige zelfverloochening dagelijks grote werken van barmhartigheid bedrijven in hun edele ambacht en zich tooien met de naam van onderwijzer, leraar of docent.
Deze stille heimwee kent verschillende stadia en diverse verschijningsvormen en kan nogal wat ambivalente gevoelens met zich meebrengen, waarbij de olie voor deze gevoelens zich bevindt tussen de twee tegenpolen angst en verlangen, die met elkaar strijden om een verlenging van het prettige vacuüm en honorering van de wens om weer te dienen en bij te dragen aan het hogere doel: het vormen van de karakters van morgen door heden te investeren in hen die morgen cultuurdrager zijn. Met de woorden van Ida Gerhardt:
„Maar ik raak in alle staten, als paedagogen zo hartroerend praten/ van wat één leraar aan de kinderen geeft. Zo God het wil, zet hij in alle klassen/ zijn stempel –mooi of lelijk– in de passen: maar het is hij, die duizend stempels heeft.”
Wie zich daarbij opnieuw voorbereidt op dit grote avontuur van het voorliggende seizoen, late zich voeden met inspiratie aleer de transpiratie in alle waan van het onderwijsbestaan weer de boventoon voert. Stop dus tijdig met het staren naar die dobber en het luisteren naar krekels, om het verlangen naar het onderwijsthuis daadwerkelijk een thuiskomen te laten worden, genietend van de hectiek en dynamiek van hen die u straks van repliek dienen en daarmee gevormd worden tot het weldenkend deel der natie.
Het zaad van mijn inspiratiemoment was reeds geplant in de schoot van de vroegchristelijke traditie, om ook nu weer te ontkiemen. Daarmee wonen wij in elkaar, zou kerkvader Augustinus gezegd hebben. Goed onderwijs gaat bij hem om bezieling, om liefde tot de leerling.
Juist bij het kloppend hart van het onderwijs, de onderwijzer, beginnen de levensstromen van pedagogische en inhoudelijke beïnvloeding, voortgestuwd door enthousiasme, toewijding en concentratie. Door deze stuwkracht ontstaat de vreugde van het lesgeven, die wordt gevoed „door zaken te tonen aan mensen die ze nog nooit gezien hebben, en door hun verrukking wordt onze verrukking hernieuwd.” Wie zou daar niet reikhalzend naar uitzien? Alvast een vreugdevol en verrukkend onderwijsseizoen toegewenst. Ik koester nog even de vreugde van deze idealen.