Onderwijs
1 Johannes 2:27a
„En de zalving die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node dat iemand u lere.”
Het bijzondere werk en ambt van de Heilige Geest is om van Jezus te getuigen (Johannes 15:26), om Hem te verheerlijken, om uit het Zijne te nemen en aan de ziel te verkondigen (Johannes 16:14). Daarom bezitten wij zonder deze onderwijzingen en getuigenissen van de Heilige Geest geen ware, geen zaligmakende kennis van Hem, geen levend geloof in Hem, geen zoete gemeenschap met Hem, geen tedere liefde jegens Hem. Zijn dit niet de kenmerken die in het bijzonder het levende huisgezin Gods onderscheiden van hen die dood zijn in zonden en dood in belijdenis? Alleen kennis van de letter der waarheid kan zulke zalige aandoeningen niet meedelen, die de ziel van een kind van God verwarmen, vertederen, versmelten en verlevendigen, onder de gevoelige kracht en invloed van de Heilige Geest. Kan Hij zo’n geloof niet scheppen, dat hem een gevestigde gemeenschap met Jezus geeft? Kan Hij zo’n hoop niet ingeven welke elke begeerte van het hart binnen het voorhangsel voert? Kan Hij zo’n droefheid naar God over de zonde niet aanbrengen die hem van zichzelf doet walgen? Kan Hij zo’n liefde niet in het hart uitstorten die hem de Heere uit een rein hart vurig doet liefhebben? Dezelfde gezegende en heilige Onderwijzer, Die de dingen van Christus neemt en aan de ziel verkondigt, bereidt eerst het hart om Hem in al Zijn zalige ambten en verbondsbetrekkingen te ontvangen.
J. C. Philpot, predikant te Stamford (”Jezus, als de grote Hogepriester van het huis Gods”, 1862)