Voorbereiden op verdrukking
Christenen in het Westen onderkennen het gevaar van de komst van steeds meer moslims naar Europa en Nederland niet, stelt Jenö Sebök.
Hij wijst op de gang van zaken in Indonesië, waar eerst ook vrede tussen de groepen was, maar de spanningen tussen de twee groepen later voor veel onrust zorgde. In Deuteronómium 28 houdt Mozes de Israëlieten zegen of vloek voor. Zegen, wanneer ze zich houden aan de geboden van God; vloek, wanneer ze zich niet aan het verbond met God houden. Het gaat ook over de verhouding van het volk van God tot de andere volkeren. Eén zegen valt daarbij op: „En alle volken der aarde zullen zien, dat de Naam des Heeren over u genoemd is, en zij zullen voor u vrezen. (…) De Heere zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult alleenlijk boven zijn en niet onder zijn.”
Oppervlakkig gezien lijkt deze zegen ook op Nederland van toepassing. Maar deze zegen heeft een tegenhanger in een vloek. „De vreemdeling die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen; en gij zult laag, laag nederdalen. Hij zal tot een hoofd zijn, en gij zult tot een staart zijn” Is dat ons voorland?
Les van Indonesië
De laatste jaren zien we een sterke toename van etnisch-religieuze conflicten in de wereld. Ik denk dan aan Sudan, Nigeria, Liberia en Indonesië. Landen waar als gevolg van deze conflicten miljoenen mensen zijn ontheemd en honderdduizenden gedood. In al deze gevallen gaat het om een strijd tussen moslims en christenen. Slachtoffers vallen aan beide zijden. Moslims en christenen hebben elkaar gedood, elkaars kerken en moskeeën in brand gestoken en elkaars bevolkingen op de vlucht gejaagd.
Ik heb de godsdienststrijd in Indonesië vanaf het begin op de voet gevolgd en ben van mening dat we daar voor Nederland een belangrijke les uit kunnen trekken. Tot eind jaren ’90 van de vorige eeuw golden de Molukken als een schoolvoorbeeld van hoe christenen en moslims harmonieus kunnen samenleven. In 1998 bood Open Doors weerbaarheidsseminars aan in verschillende plaatsen van Indonesië. In deze seminars worden de christenen geestelijk voorbereid en weerbaar gemaakt voor eventuele vervolging. Op Ambon had men geen behoefte aan deze seminars. „Wij gaan hier zo goed om met de moslims, dat is hier echt niet nodig.”
Een jaar later braken in Ambon de eerste onlusten uit. De stad stond in brand; huizen, kerken, moskeeën en de christelijke pattimura-universiteit gingen in vlammen op. Honderden mensen vonden de dood en veel moslims vluchtten naar Makassar, om een paar jaar later gewapend en met de Laskar Jihad terug te keren, om wraak te nemen. Waarom waren zij gevlucht naar Makassar? Eenvoudig omdat zij daar vandaan kwamen.
De goede verstandhouding tussen de christenen en de moslims op Ambon bestond alleen tussen de etnisch Ambonezen. Zij hadden behalve hun christelijke of islamitische geloof een traditie die nog stamt van vóór die tijd. Maar door de transmigratiepolitiek van Jakarta hadden duizenden Buginezen en Makassarezen zich in Ambon gevestigd. Deze mensen waren moslim. Zij hadden hun eigen taal en cultuur. Ook waren zij als moslim veelal ’zuiverder in de leer’ dan de Ambonezen, bij wie het geloof niet zo diep zat.
Blij
Ik weet niet of de Ambonese bevolking erg blij was met de toevloed van allochtonen. In ieder geval konden zij er niets tegen doen, want Indonesië is een eenheidsstaat waarin iedere Indonesiër mag wonen en werken waar hij wil. Ooit hebben Ambonezen gevochten voor autonomie, maar die strijd hebben zij verloren.
De migranten waren bereid hard te werken om in hun nieuwe ’vaderland’ een bestaan op te bouwen. Terwijl de autochtone Ambonezen veelal op hun lauweren rustten. De nieuwkomers kregen het steeds beter, en dat wekte weer jaloezie bij sommige autochtonen. Bovendien verstoorden de allochtonen het religieuze evenwicht. De moslims gingen de meerderheid uitmaken en de nieuwkomers, die ’zuiverder in de leer’ waren dan de autochtone moslims, zagen het als hun religieuze plicht om de islam te bevorderen. Daar kwam bij dat zij onder invloed stonden van moslimleiders op Java, die al sinds de onafhankelijkheid ernaar streven om van Indonesië een moslimstaat te maken. De spanningen liepen dus op en tijdens een ordinaire ruzie tussen een moslim en een christen sloeg op 19 januari 1999 de vlam in de pan.
Sulawesi
Ook op Midden Sulawesi (Poso en Palu) is het evenwicht verstoord door een toevloed van moslims uit andere delen van Indonesië. Deze hardwerkende moslims kopen grond op van de autochtone christenen en nemen steeds belangrijkere posities in de maatschappij in. Zij zijn bezig de autochtone bevolking te overvleugelen. Ook hier zet dit kwaad bloed en heeft het geleid tot enorme bloedbaden.
Op Papoea (West Nieuw-Guinea) is het nog niet zo ver, maar alle ingrediënten zijn aanwezig. Het broeit er al jaren. De migranten uit Java hebben de autochtone Papoea’s allang overvleugeld, zowel in aantal als in invloed. Zij zijn hoofd, de Papoea’s staart. Ook hier zijn de migranten bijna allemaal moslim, de Papoea’s christen. Het is dat de Papoea’s zo verdeeld zijn, anders waren zij allang in opstand gekomen.
Nederland
Ik zie in het Indonesische voorbeeld een belangrijke les voor Nederland. Ook hier rukt de islam op en ook hier komt dat door allochtonen. Ook hier zijn de allochtonen niet gekomen om de islam te verbreiden, maar omdat zij een betere toekomst zoeken voor zichzelf en hun kinderen. Maar ook hier zijn krachten aan het werk die vanuit het moederland of Saudi-Arabië de allochtone moslims wijzen op hun religieuze plicht om de islam te verbreiden.
De moslims zijn nu nog sterk in de minderheid, maar hoe lang zal dat nog duren? In de grote steden zijn zij allang niet meer in de minderheid, zeker de jongeren niet. Kijk maar naar de scholen. Afgelopen maand april moesten op een middelbare school in Arnhem de leerlingen een minuut stilte in acht nemen voor de moord op de Hamas-leider Rantissi, omdat de Marokkaanse scholieren daar om vroegen.
Het aantal moslims zal voorlopig wel blijven groeien, al is het maar doordat zij veel grotere gezinnen stichten en doordat zij hun bruiden bij voorkeur uit het moederland halen. De regering kan dan wel proberen aan dat laatste paal en perk te stellen, het helpt niets.
En als straks Turkije deel uitmaakt van de EU is er helemaal niets meer tegen te doen. Dan halen ze niet alleen hun bruid uit Turkije, maar hun hele familie en schoonfamilie. In Turkije wonen 60 miljoen moslims, die zich dan overal in Europa mogen vestigen. Daar komt bij dat Turkije een achterland heeft met nog eens 50 miljoen moslims.
De etnische en religieuze verhoudingen zullen zich in Nederland dan grondig wijzigen en er is weinig fantasie voor nodig om aan Indonesische toestanden te denken. Komt dan de vloek van Mozes uit Deuteronómium 28: 43, 44 over ons land? „De vreemdeling die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen; en gij zult laag, laag nederdalen. Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot een hoofd zijn, en gij zult tot een staart zijn”
Nogmaals, deze mensen komen niet om religieuze redenen naar Nederland, maar de islamitische ideologen staan klaar om ze op hun religieuze plicht te wijzen. Hoe lang duurt het nog voordat in Nederland de eerste kerken en moskeeën in vlammen opgaan? Net als in Indonesië is niet ieder die zich christen noemt een volgeling van Jezus, en veel moslims die vooraan staan om christenen te vermoorden, hebben zelden een moskee van binnen gezien. (Hoewel, de meeste pogroms tegen christenen in Nigeria en Indonesië kregen hun startsein in de moskee.)
Reageren
Van de politiek verwacht ik het niet. De politiek denkt seculier en kan zich niet voorstellen dat religie voor sommige mensen belangrijker is dan economie. En „Turkije in de EU is goed voor de economie.”
De politici zien de oplossing in een seculiere islam en een seculier christendom. Maar dat is wensdenken. De tijdgeest stuurt in de richting van een radicale fundamentalistische islam en misschien ook wel een radicaal fundamentalistisch christendom. In alle wereldgodsdiensten zien we namelijk een radicalisering: zelfs in het verdraagzame hindoeïsme en boeddhisme.
Ik haalde al de vervloeking van Mozes uit Deuteronómium 28 aan. Die vervloekingen zijn aan Israël gericht. Wij zijn Israël niet, maar we weten wel dat „deze dingen ons ten voorbeeld zijn geschied” (1 Korinthe 10:6).
Als we dan willen weten hoe we hier als christenen op moeten reageren, dan moeten we het antwoord in datzelfde hoofdstuk zoeken: terug naar Gods woord. „Indien gij de stem des Heeren uws Gods niet zult gehoorzaam zijn…” Een zin van deze strekking komt viermaal voor, bij de vervloekingen.
Echter, „indien gij de stem des Heeren uws Gods vlijtiglijk zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, zo zal de Heere uw God u hoog zetten boven alle volken der waarde.”
Hiermee begint Mozes zijn toespraak. Een zin van deze strekking komt ook viermaal voor bij de zegeningen. Als we dát als gehele volk of meerderheid van het volk zouden doen, dan zou dat een ramp alsnog kunnen afwenden. God wilde Sódom en Gomórra sparen als er slechts tien rechtvaardigen gevonden werden.
Maar eerlijk gezegd heb ik er weinig geloof voor. Ik geloof wel in een opwekking, maar die komt meestal ná de verdrukking, en niet ervoor.
We kunnen ons beter als christenen mentaal voorbereiden op verdrukking en vervolging. Niet dezelfde fout maken als de Molukkers, toen ze die seminars kregen aangeboden.
„Als u vrede wilt, bereid u voor op oorlog.” Dat geldt ook voor de geestelijke strijd.
De auteur heeft in Saudi-Arabië gewoond, is kenner van de islam en werkzaam voor de christelijke hulporganisatie Open Doors.