„Gij zijt Priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.” In het spreken over de ambten van Christus willen we ingaan op Zijn priesterlijk ambt. Het Hogepriesterschap van de Heere Jezus Christus is een uitgebreid en diep onderwerp. Op zijn best kunnen wij hopen dat we een klein gedeelte ontsluiten van de schatten der barmhartigheid en genade die erin opgesloten liggen. De oorsprong van het priesterschap ligt in Gods eeuwige plan. Het levitische priesterschap, waaruit wij onze denkbeelden over het priesterambt bijeenbrengen, was slechts een type en beeld van Hem tot Wie God zei: „Gij zijt Priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek” (Psalm 110:4), en die „het Lam was, Dat geslacht is van de grondlegging der wereld” (Openbaring 13:8). We mogen de Hof van Eden aanmerken als de plaats waar het priesterschap is ingesteld. Ook voor het tijdstip van de instelling moeten we daar zijn: ten tijde van de val van de mens. In de moederbelofte dat God vijandschap zal zetten tussen het zaad van de vrouw en het slangenzaad, wees het zaad van de vrouw op de mensheid van Jezus. De vermorzeling van de verzenen van de slang doelt op Zijn lijden, en de vermorzeling van de kop op Zijn overwinning over de zonde en de satan.

J. C. Philpot, predikant te Stamford

(”Jezus, als de grote Hogepriester van het huis Gods”, 1862)