Column: Gedenkbalk
Leraren denken niet in kalenderjaren, maar in schooljaren. De liturgie van het schooljaar markeert hun tijdsbesef. Welnu, het jaar is ten einde; het is oudejaarsdag. Daarom graveer ik het schooljaar 2017–2018 in de gedenkbalk. Want ”gedenken is verlossing, vergeten is ballingschap”.
Mijn vader is na een lange tijd van ziekte overleden op 9 december A.D. 2017. De paradox van het christelijk geloof is in hem waarheid geworden: in het grootste lijden kan er nochtans diepe vrede zijn. Ik ben laatst naar zijn graf geweest en op de steen staat zijn tekst: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Mijn moeder gaat haar zware weg en wij proberen eromheen te staan.
Mijn boek is, althans als manuscript, af. Wim Kranendonk van De Banier had me twee jaar gegeven om het te schrijven: ”De gedenkbalk van het Grote Huis”. Op 2 juli moest ik het inleveren . Om 23.35 uur heb ik die dag op de knop verzenden gedrukt. Vreugde! Het boek is bij hen in goede handen. Dit boek was mijn basso continuo in de moeilijke tijd rond de ziekte van mijn vader. Steeds kon ik tussen de onderzoeken in het ziekenhuis door weer het werk eraan hervatten. Ik kan de spatie tussen de twee woorden aanwijzen waar ik de pen moest neerleggen om voor de uitslag van de longfoto’s met mijn vader naar het ziekenhuis te gaan. Thuis gekomen gaf het gestage schrijven me de gelegenheid om innerlijk tot rust te komen na het slechte nieuws dat we kregen.
Het lesgeven aan hogeschool de Driestar te Gouda was tot grote vreugde. Er zijn weinig dingen die mij alles doen vergeten, maar lesgeven is er een van. Alles valt dan weg. Er is alleen maar dit: de klas studenten voor mij. Het blikken in de spiegel van de geschiedenis. En dan het hoogste: het wisselen der gedachten. Vreugde en ernst liggen zeer dicht bij elkaar. Het meeleven met en rond mijn vader –een student die de dagopening doet en voor hem bidt– maakte mij stil. Mooier werk is er niet dan de nieuwe generatie in te mogen wijden in het geheim van de geschiedenis en in het wezen der dingen. Feilloos voelen zij, die in een zeer snelle en oppervlakkige tijd leven, dat er een diepere laag onder het platte scherm van de wereld ligt.
Ik heb deze waanzinnige wereld weer een jaar lang aanschouwd. Wat een leed, oorlog, honger, ziekte, rampen en noden. De schepping zucht onder de mens die haar kaalvreet. We rennen maar door en nooit eerder veranderde de wereld zo snel als vandaag. De grote historicus Johan Huizinga schreef in 1935 in zijn indrukwekkende boek ”In de schaduwen van morgen”: „Wij leven in een waanzinnig wereld en wij weten het.” Als ik alle waan van de dag in onze tijd bezie, denk ik dat Huizinga, als hij vandaag zou leven, zou hebben geschreven: „Wij leven in een waanzinnige wereld, maar wij weten het níét.”
Er waren bijzondere momenten tijdens de huisbezoeken die ik samen met mijn bezoekbroeder aflegde bij onze ‘parochianen’. Samen hebben we het jaar afgesloten in de tuin van het huis van zijn moeder, een tuin aan de Merwede, die uitziet op de Biesbosch aan de overzijde. Maar er waren ook zorgen in en om de Kerk, want ook op haar heeft de tijdgeest vat.
Als een vaste constante waren er weer de lange wandelingen met de goede vrienden, bij Den Donk of langs de zee, naar Slot Loevestein of door de Joodse buurt in Antwerpen. Met mijn oud-studenten die inmiddels vrienden geworden zijn, had ik drie heerlijke middagen waarin we weer verder lazen uit de bronnen van de Kerk.
De kinderen hebben weer een jaar school gegaan, Walther (en Eva, zijn verkering) en Thomas zijn over naar de vijfde en de derde van de Guido de Brès en de Marnix. Vorige week kreeg Joanne in de Goudse St.-Jan haar pabodiploma (in het bijzijn van mijn vrouw en ik, studentenkring de 7uven in het algemeen en Ron Jongeneel in het bijzonder!) Dan sta je daar niet alleen als leraar, maar ook als vader. Het was mij vreemd te moede. Wat was mijn vader, háár opa, daar graag bij geweest. Bij de afsluiting van de middag hoorde ik mijn directeur, Rens Rottier, ineens de tekst van mijn vader noemen: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”
Wij worden aangeraakt.
Dr. Ewald Mackay is historicus en filosoof. Hij werkt als docent aan de Driestar hogeschool te Gouda.