”Naming and shaming” staat schuldbesef in de weg
Op sociale media is ”naming and shaming”, het aanwijzen van een zondebok, populair. Het is een teken van morele verwarring. Het aanmoedigen tot berouw is een betere weg, stelt Samuel James.
Onze cultuur verandert steeds meer in een schaamtecultuur. Onder andere op sociale media is ”naming and shaming” een bekend verschijnsel. Het verwijst naar het gebruik om iemand online publiekelijk aan de schandpaal te nagelen. Vaak heeft dat als doel de eigen volgers aan te moedigen om hetzelfde te doen en zo iemands reputatie te beschadigen. Dit soort lastercampagnes kan daadwerkelijk effect hebben, vooral als de overtreder wordt gesteund door een bekend merk dat bang is voor het effect van negatieve publiciteit.
Dit fenomeen lijkt een oude functie te vervullen die de liberale samenleving lange tijd kwijt was, namelijk de handhaving van morele normen door de gemeenschap. In de liberale samenleving heeft namelijk de politieke staat die functie.
Toch heeft het ook een keerzijde. Sociale media zijn namelijk geen gemeenschap. Dit klinkt misschien vreemd of zelfs beledigend. Sociale media zijn echter onpersoonlijk van karakter. Wie actief is, moet gereduceerd worden tot een account. Geloofsovertuigingen moeten tot woorden worden teruggebracht. Gedrag moet gereduceerd worden tot wat er gepubliceerd wordt op een commercieel platform. Omdat sociale media zich wel als een gemeenschap proberen te gedragen, leidt dat tot veel problemen. En misschien is geen van die zo diep als de weerstand tegen berouw.
Vrije keuze
Berouw is complex in onze westerse cultuur, omdat onze gevoelens van verbondenheid ongelooflijk veranderlijk en slap zijn. In onze samenleving is vrije keuze het hoogste goed. Bij velen moet vrijwel elke ervaring in het dagelijks leven daaraan beantwoorden. Banden moeten breekbaar zijn. De moderne consument wil geen verplichtingen aangaan. Deze vrijgevochten houding heeft zich in onze genen genesteld.
Alan Jacobs, hoogleraar aan de Baylor Universiteit in Waco (Texas), gaf in 2016 een analyse van deze neiging in een essay, gepubliceerd in The American Conservative, met als titel ”De inruilcultuur”. Volgens Jacobs is er in deze cultuur de neiging om op te blazen wat in het leven anders loopt dan we graag zouden willen. In plaats van ons te blijven inzetten voor het verbeteren van een slechte situatie, wordt het steeds gebruikelijker om te wisselen van baan of relatie of andere betrekkingen zodra die ons moeilijkheden opleveren.
„We raken eraan gewend om van de nucleaire optie de eerste optie te maken, of die heel dicht bij de eerste optie te zetten, als we dat kunnen”, schrijft Jacobs. „Proberen in het reine te komen met een moeilijke persoon of situatie, is een onderneming waarvan de uitkomst onzeker is: het zou kunnen werken, maar misschien ook niet, en zelfs als het werkt, betaal ik misschien in emotioneel opzicht wel een hoge prijs. Waarom er dan niet gewoon uitstappen en een nieuw begin maken?” aldus Jacobs.
De inruilcultuur bedreigt alle instituties en verhoudingen in de liberale samenleving. Wie trouwt, geeft zijn of haar jawoord, in de wetenschap van wat echtscheiding is. Wie naar kerk gaat, doet dat in de wetenschap dat hij die om welke reden dan ook kan verlaten voor een andere. Iedereen weet dat hij de keuze heeft tussen ouderschap of het betalen van alimentatie. Wij weten dat het gemakkelijker en meer politiek aanvaard is om te verdwijnen in plaats van berouw te tonen, om zich te verzoenen met anonimiteit in plaats van met degene tegen wie men zondigde.
In deze inruilcultuur met haar accent op schaamte is de relatie tussen zondaar en zonde eerder politiek dan persoonlijk. Het beste wat een persoon die het doelwit is van een haatcampagne op sociale media kan doen, is stoppen met het plaatsen van berichten en zo verdwijnen. Zo is de plaag uit de onlinegemeenschap verwijderd.
Bijbels gebod
Wat heeft dit nu te maken met berouw? Om te beginnen is berouw niet politiek van aard. Berouw heeft niet als doel de schade aan een bepaald merk te beperken of te voldoen aan alle verlangens van degenen die later ooit nog eens steun kunnen verlenen aan de boetvaardige.
De christelijke beoefening van berouw rust op twee Bijbelse geboden, die beide haaks staan op onze hedendaagse mentaliteit: „Belijd elkander de misdaden” (Jak. 5:16) en „Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven” (Matth. 6:15). Dit zijn geen mantra’s van de inruilcultuur. Aan de ene kant gebieden deze geboden ons onze zonden te belijden, het denkbeeld dat we zelf zeggenschap over ons leven hebben op te geven, en over onze zonden berouw te hebben in plaats van die te ontvluchten. Aan de andere kant wordt ons geboden de overtredingen van anderen te vergeven. Dit gebod is zo belangrijk dat wie het nalaat zelfs zijn eigen verhouding tot God in gevaar brengt.
In de huidige samenleving is de motivatie voor vergeving bijna altijd therapeutisch. Laat de schuldige „niet rentevrij in je hoofd leven”, motiveerde een populaire voorganger de plicht om vergeving te schenken.
Rituelen
Mogelijk is het meedogenloze aan de schandpaal nagelen van personen op sociale media een antwoord op de uitholling van het moreel besef in onze samenleving. In dit tijdperk weigeren mensen morele schuld te accepteren. Wilfred McClay, een Amerikaanse historicus, wijst daarop in een essay met de titel ”De vreemde hardnekkigheid van schuld en schuldgevoel”. „De rituelen van het aanwijzen van een zondebok, van het publiekelijk aan de schandpaal nagelen, van de toename van moreel ontoelaatbare uitlatingen en het bestraffen ervan met onevenredige strengheid, nemen zichtbaar toe in het publieke leven. Het zijn niet alleen tekenen van onverdraagzaamheid of onbeleefdheid, maar ook van een diepe morele verwarring.”
Vanwege gebrek aan echt moreel besef neemt de moderne mens zijn toevlucht tot deze rituelen. Die zijn vol haat tegen de zondaar, maar tegelijkertijd vol liefde voor de zonde. Daarom alleen al zouden gelovigen aan berouw prioriteit moeten geven. De kerk zal zich in de toekomst flink moeten inspannen voor degenen die geleerd hebben om zowel vrede te sluiten met hun gevoel van schuld als zich waardeloos en verlaten te voelen vanwege hun zonde. Het is onderdeel van wat Russell Moore de „vluchtelingencrisis van de seksuele revolutie” noemt: een generatie mensen die op de vlucht is vanwege de verbroken beloftes van het secularisme, maar die niet weten waar ze heen moeten. De christelijke kerk moet voor hen klaarstaan.
Balsem
Berouw is balsem voor de gewonde ziel van zondaren. In 1 Samuël 12 laat de profeet zien hoezeer genade haaks staat op de menselijke verwachting. Vier hoofdstukken eerder vroeg het volk om een koning. Na verloop van tijd realiseert het volk zich dat het daarmee God verworpen heeft en roept het Samuël op om te bidden. Samuëls verbazingwekkende reactie zou het antwoord van de kerk op een schaamtecultuur kunnen zijn: „Vrees niet, gij hebt al dit kwaad gedaan” (1 Sam. 12:20). Met andere woorden: ja, uw schaamte is gegrond, en ja, u hebt gefaald. Maar vrees niet. Kom naar Jezus. Hij zal uw falen op zich nemen. Bekeer u tot een liefhebbende Heiland, niet tot een bloeddorstige menigte. Hij wacht… maar dat doet de menigte ook.
Samuel James is communicatiespecialist voor de commissie ethiek en religieuze vrijheid van de Zuidelijke Baptisten Conventie. bron: letterandliturgy.com