Uitzien naar nieuwe hemel en nieuwe aarde vraagt om actief rentmeesterschap
Door mijn lerares Nederlands op de niet-christelijke scholengemeenschap in Zaltbommel werd ik begin jaren 70 gewezen op de milieuproblematiek. Het was de tijd dat de Club van Rome net de verontrustende boodschap had afgegeven dat de mensheid bezig was om de wereld in korte tijd onleefbaar te maken. Ik voelde me sterk aangesproken op mijn verantwoordelijkheid. Thuis werd er vaak gelachen om mijn stellingnames: Wie gebruikt nou de fiets als je de beschikking hebt over een auto? Waarom moeten al die lampen uit? Je moet niet zo serieus nemen wat door wereldse mensen bedacht is. God zal immers Zelf wel instaan voor Zijn schepping.
Het was niet alleen het enthousiasme van mijn lerares dat mij motiveerde. Er kwam ook een stukje onzekerheid bij over het voortbestaan van de aarde. Zou de aarde over 65 jaar –als ik 80 zou zijn– nog kunnen bestaan? Zou God milieurampen gebruiken om de wederkomst te bespoedigen? Dat gaf een extra stimulans tot milieubewustzijn. Want als de wereld zou vergaan, moest ik God ontmoeten. En wie durft dat op zijn vijftiende onbevreesd tegemoet te zien?
Dat de notie van rentmeesterschap nauwelijks een rol speelde, heeft te maken met de toekomstverwachting waarmee ik groot werd: straks, als de wereld vergaat, worden Gods kinderen opgenomen in heerlijkheid, om voor eeuwig in de hemel te wonen. Alle anderen gaan naar de hel. En de aarde wordt vernietigd door vuur, net als een boerderij met een rieten dak waarop de bliksem is ingeslagen: er blijft niets van over. Pas veel later realiseerde ik me dat de Bijbel ook wel spreekt over vernietiging, maar vooral over reiniging en vernieuwing. Daarom denk ik dat de eeuwige heerlijkheid niet zal bestaan uit een permanente kerkdienst in de stad met de paarlen poorten. Maar dat de gezaligden zullen wonen in gemeenschap met God op een vernieuwde aarde. Daar mogen ze leven zonder dood. Daar is vreugde zonder spoor van verdriet. Daar gaat het werk door, waarvan de vloek is weggenomen.
Ik stel me zo voor dat het een heerlijke toekomst zal zijn, als de mens echt tot zijn bestemming komt in wie hij is in de relatie met zijn Maker en zijn naaste en in wat hij doet als rentmeester met het werk van Gods handen. Zo looft hij God. Ik stel het me zo voor. Want ik weet het niet echt. De Bijbel spreekt er maar beperkt over. En er wordt zelden over gepreekt. Dat laatste is jammer. Hier ligt immers de diepere motivatie voor christelijk rentmeesterschap.
Helaas is het thema rentmeesterschap wel opgepakt door linkse politici en veel minder door christenen. Terwijl niemand er meer om heen kan: grondstoffen en energiebronnen raken op, landbouwgronden degraderen en een wereldwijde klimaatverandering lijkt onafwendbaar. De oorzaak is vooral de levensstandaard van het rijke Westen. Juist een christen zou zich dit moeten aantrekken. Hij weet dat hij rentmeester is van Gods goede schepping. Dat hij de opdracht heeft die te bouwen én te bewaren. Niet alleen voor de generaties die na ons komen, tot de voleinding der eeuwen. Maar ook voor daarna, als de tijd overgaat in de eeuwigheid. En God volmaakt verheerlijkt zal worden in het werk van Zijn handen. Je bent toch zuinig op iets kostbaars, dat gemaakt is door iemand van wie je veel houdt? Dat behandel je toch niet als een wegwerpproduct?
Rentmeesterschap betreft ook de omgang met het door God geschonken leven. Een christen weet dat dit voorbereidingstijd is op de eeuwigheid en zo voorbij. Dat zou hem moeten matigen in zijn materialisme en consumentisme. Het leven is niet bedoeld om maximaal te genieten van wat de aarde oplevert, maar om te beantwoorden aan Gods scheppingsdoel: Zijn Naam te verheerlijken. Uitzien naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde vraagt om actief rentmeesterschap met de gaven die God schonk. Dat leidt niet tot activisme, maar tot overgave aan God en gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Als we dat beoefenen, heeft dat zeker positieve gevolgen voor onze leefomgeving.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl