Kerk & religie

Dankzegging

1 Samuel 2:1

Johannes Calvijn
5 July 2018 08:32Gewijzigd op 16 November 2020 13:41

„Toen bad Hanna en zei: Mijn hart springt op in de Heere, mijn hoorn is verhoogd in de Heere; mijn mond is wijd opengedaan over mijn vijanden, want ik verheug mij in Uw heil.”

Hoe groot is toch de waardigheid en uitnemendheid van dat hemelse leven, ons door de Zoon toegebracht. En welk een heerlijkheid, die zelfs veel groter is dan de glorie en de majesteit van de engelen. Want ook zelfs de engelen zijn niet geschikt om de majesteit van God te aanschouwen, tenzij dan door de verdienste en de weldaad van onze Heere Jezus Christus.

Dit is dus het nut van deze leer: dat wij de afzonderlijke weldaden van God jegens ons zó overwegen dat wij Hem de verschuldigde dank toebrengen, en Zijn goedheid, kracht, macht en gerechtigheid met de verdiende lof verheffen.

Hanna verkondigt dus in dit lied de grote daden van God zó dat zij zich verheugt over de van God ontvangen zoon, en God voor zo’n grote weldaad dank toebrengt. Voorts moet wat hier gezegd wordt dat Hanna gebeden en Gods genade verkondigd heeft, niet zó verstaan worden alsof zij door gebeden iets van God gevraagd heeft. Maar men moet zeggen dat de dankzegging door het woord gebed wordt aangeduid.

Johannes Calvijn, predikant te Genève

(”Preken over 1 Samuel”)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer