Turkse economie wacht moeilijke tijden
Hoge groeicijfers betekenen nog niet dat een economie sterk is. Zo maakt de sterke afhankelijkheid van buitenlands kapitaal in combinatie met een zwak beleid de Turkse economie kwetsbaar.
Zelden maakte ik zo’n gastvrije bevolking mee als tijdens een rugzakvakantie door het binnenland van Turkije. Oudere heren die mijn –toen nog vriendin en mij ongevraagd trakteerden, een jongen die ons de weg wees en als herinnering aan onze korte ontmoeting met ons op de foto wilde, en bovenal de mensen uit Amsterdam-West die ons lieten logeren in hun huis in het mooie Cappadocië. Wat mij is bijgebleven van Cappadocië is vooral dat vrijwel alle bewoners van het arme bergdorpje een groot deel van het jaar in Duitsland of Nederland woonden en werkten. Bittere noodzaak, zo vertelde men, want in eigen land was het moeilijk om een boterham te verdienen.
Inmiddels zijn we een kwarteeuw verder en heeft Turkije economisch een grote sprong voorwaarts gemaakt. Na jaren van groei is de welvaart aanzienlijk toegenomen. Volgens president Erdogan, die na zijn nieuwe verkiezingsoverwinning nog minstens vijf jaar kan doorregeren, staat het land er goed voor. In 2023, als de Turkse republiek honderd jaar bestaat, zal Turkije volgens hem tot de tien meest ontwikkelde landen ter wereld behoren.
Deze optimistische prognose zal niet uitkomen, want voor de komende jaren ziet het beeld er niet goed uit. De economische groei in de afgelopen periode is voor een belangrijk deel gebaseerd op een overmatig hoge kredietgroei. En doordat de binnenlandse besparingen relatief laag zijn en het land kampt met een omvangrijk handelstekort, wordt de groei gefinancierd met buitenlands kapitaal, aangetrokken door het Turkse bedrijfsleven. Het probleem is nu dat de ondernemingen vooral met kortlopende leningen en beleggingskapitaal voorzien in hun financieringsbehoef-te, wat ze erg afhankelijk maakt van het vertrouwen dat buitenlandse investeerders en beleggers hebben in de Turkse economie. Neemt dit af, dan zullen ze hogere rentetarieven moeten gaan betalen en komt de lira, de Turkse munt, onder druk te staan. De buitenlandse schuldverplichtingen, voor de helft in buitenlandse valuta, gaan dan zwaarder wegen en door hogere invoerprijzen neemt de toch al hoge inflatie dan toe.
In de ogen van de buitenlandse kapitaalverschaffers voert de Turkse regering allerminst een vertrouwenwekkend beleid. In de aanloop naar de verkiezingen vergrootte Erdogan de onevenwichtigheden in de oververhitte economie door excessieve begrotingsstimulering. Forse renteverhogingen door de centrale bank moesten dit compenseren, wat niet bepaald een ideale mix is van maatregelen.
Turkije is nu het meest gebaat bij een beheerste en gematigde groeiafzwakking. Hiervoor is het nodig dat het begrotingsbeleid van de regering en het rentebeleid van de centrale bank goed op elkaar afgestemd worden. Dit is nu minder waarschijnlijk en de kans dat een verzwakkende munt en afnemende kapitaalinvoer zullen leiden tot een harde landing van de Turkse economie is toegenomen. Tekenen van zwakkere groei zijn al waarneembaar in de onroerendgoedmarkt en de industrie.
De auteur is werkzaam in de financiële sector en schrijft over ontwikkelingen in de wereldeconomie.