Biologen adviseren verlaging visquota
De belangrijkste visbestanden in de Noordzee hebben een gezonde omvang. Toch adviseren biologen voor 2019 een verlaging van de vangstquota. Nederlandse vissers reageren verontwaardigd.
Uit vrijdag gepresenteerde adviezen van de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) blijkt dat in de Noordzee meer schol en tong –voor de Nederlandse kottervisserij belangrijke soorten– zwemt dan vorig jaar. Dat is vooral te danken aan de „sterk afgenomen” visserijdruk. De hoeveelheid schol is met 913.000 ton groter dan ooit sinds de start van de metingen in 1957. Het tongbestand is „stabiel en gezond.”
Minder goed gaat het met de kabeljauw. Weliswaar is het bestand van deze soort „uit de gevarenzone” maar het voorzichtige herstel van de afgelopen jaren zet niet door. Volgens de biologen komt er te weinig jonge kabeljauw bij.
Doel van het Europese visserijbeleid is dat vissers ook op de lange termijn een zogeheten maximaal duurzame oogst (MSY) uit zee kunnen halen. Volgens een nieuw plan moeten de beheersmaatregelen van alle soorten tegelijk aan de MSY-richtlijn voldoen. In dat licht vindt ICES dat de vangst van schol, tong en kabeljauw moet worden beperkt (zie tabel).
VisNed, een belangenorganisatie van kottervissers, vindt dat „onrealistisch.” De drastische krimp bij schol is „niet uit te leggen.” VisNed zal er bij Brussel en Noorwegen dan ook op aandringen het ICES-advies niet over te nemen. Ook bij tong, kabeljauw en wijting (een belangrijke bijvangstsoort) zijn quotakortingen volgens VisNed niet nodig: „We hoeven echt niet aan paniekvoetbal te doen.”
De hoeveelheid haring in de Noordzee neemt af, maar is nog steeds gezond. Volgens ICES fluctueert de hoeveelheid haring van nature. De visserijdruk ligt al jaren onder het MSY-streefniveau.
Mede op basis van de ICES-adviezen stellen de Europese visserij-ministers eind dit jaar de vangstquota voor 2019 vast.