Basisscholen met de handen in het haar: de juffen zijn op
Ze lijken wel op, de juffen en meesters. Veel scholen zijn aan eind van het schooljaar bezig met de klassenformatie, maar houden lege plekken over. En in de personeelskamer geven docenten elkaar de grieppilletjes door. „Zijn er nog wel jongeren die de drive hebben om kinderen iets wezenlijks mee te geven?”
Op topsnelheid sprint een groepje jongens naar de ingang van de school. Ze horen eigenlijk al in de klas te zitten, want de bel voor het einde van de grote pauze klonk een paar minuten geleden. Als de deuren van het nieuwe schoolgebouw dichtvallen, keert de rust weer op het plein van de basisschool in Kootwijkerbroek.
Rustig is het niet in de directiekamer. Daar breken directeur Bart Paanstra en drie teamleiders hun hoofd over de klassenformatie. „Wij zijn niet de enige mannen van de school, hoor”, merkt Gert van Milligen, teamleider van de groepen 5 en 6, lachend op. „Vorige week hadden we zelfs een mannenuitje.”
De Rehobothschool is opgericht in 1963. Er zitten 646 kinderen op. In tegenstelling tot het landelijk beeld groeide het leerlingental de afgelopen jaren fors. Twee jaar geleden had de school 600 leerlingen, in 2010 waren dat er 500. De kinderen zijn verdeeld over 25 klassen, volgend jaar zullen dat er 26 zijn. „We krijgen een derde groep 8”, legt Paanstra uit. „Voor die klas hebben we een extra leerkracht nodig. Daarnaast stopt de juf van groep 2 vanwege zwangerschap. We zoeken dus twee nieuwe collega’s.”
Een advertentie met de vacatures heeft in het RD en de kerkbladen De Saambinder en De Wachter Sions gestaan, maar het leverde slechts één reactie op. „Hoe kan dat?” vraagt men zich in Kootwijkerbroek af.
Het tekort aan leerkrachten speelt niet alleen in Kootwijkerbroek. Ook op reformatorische scholen in de regio zijn er tekorten. „In totaal ongeveer zeven fte”, vertelt Arno Bronkhorst, coördinator van Vebakowosz, een samenwerkingsverband van negen scholen uit Veenendaal, Barneveld, Kootwijkerbroek, Woudenberg, Scherpenzeel en Doorn.
Pensioen
Het lerarentekort speelt ook buiten de reformatorische wereld. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schat op basis van de nieuwste ramingen dat als er niets verandert er in 2020 in het basisonderwijs een tekort is van 4000 fte. In 2025 zouden er zelfs 10.000 voltijds leerkrachten te weinig zijn. De tekorten ontstaan doordat veel juffen en meesters de komende jaren met pensioen gaan en er te weinig paboërs zijn.
De schaarste aan onderwijspersoneel neemt toe, ondanks dat het aantal leerlingen daalt. Tussen 2010 en 2017 zelfs met bijna 8 procent. Onderwijsminister Slob waarschuwde onlangs: „Scholen moeten niet proberen zo veel mogelijk kinderen binnen te halen, maar zo goed mogelijk onderwijs te verlenen.” De krimp en het tekort aan leerkrachten vereisen volgens de CU-bewindsman „een intensievere aanpak om een goed en toegankelijk onderwijsaanbod te kunnen garanderen.”
Het kabinet heeft de portemonnee getrokken om de strijd aan te binden met de problemen in het onderwijs. Zo moet 270 miljoen euro zorgen voor een hoger salaris van leerkrachten en is er 430 miljoen euro vrijgemaakt voor het verminderen van de werkdruk. Ook wordt het collegegeld voor de pabo de eerste twee jaar gehalveerd.
Verder heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1,25 miljoen beschikbaar gesteld om werkloze bevoegde leraren weer voor de klas te krijgen. Zij krijgen 2500 euro om zich te laten bijscholen. Ook de regeling voor zijinstromers heeft een financiële injectie gehad: 9,8 miljoen euro gaat extra naar mensen die vanuit een ander werkveld het onderwijs in willen.
Identiteit
Op de Rehobothschool in Kootwijkerbroek denken ze dat het tekort aan leerkrachten voor het reformatorisch onderwijs een groter probleem is dan op openbare of protestants-christelijke scholen. „Wij hebben weleens iemand op gesprek gehad die kwalitatief heel goed was, maar niet bij onze identiteit paste”, vertelt Paanstra. „Omdat we de identiteit van de school heel belangrijk vinden, kunnen we zo iemand niet aannemen. De vijver waar we in kunnen vissen is minder groot dan die voor openbare of protestants-christelijke scholen.”
Hoe gaat het schoolbestuur de formatiepuzzel oplossen? „Daar komt veel creativiteit bij kijken”, vertelt Henk Kooiker, teamleider van de kleuterafdeling. „We hebben bijvoorbeeld studenten aangenomen die de duale pabo gaan doen. Zij mogen een paar dagen per week voor de klas staan.” Verder zijn er deeltijdwerknemers die meer gaan werken en worden onderwijsassistenten voor de klas gezet.
De school moet dus onbevoegde mensen voor de klas zetten. „Mensen intern opleiden is mooi, maar zorgt op de korte termijn voor kwaliteitsvermindering”, vreest Kooiker. De Rehobothschool moest altijd al alles op alles zetten om goede resultaten te halen. „De meeste kinderen uit de omgeving van Kootwijkerbroek zijn geen denkers, maar doeners. Wij moeten dus alle zeilen bijzetten om aan de basiskwaliteit te voldoen. Een onderwijsassistent die voor de klas staat, heeft jammer genoeg geen tijd om kinderen met een leerachterstand te helpen. Spijtig, maar het is niet anders.”
Eén klas krijgt het komende jaar drie leerkrachten. „Daar ontkomen we helaas niet aan”, zegt Kooiker. „Voor de kinderen en het contact met ouders is dat niet prettig. Het geeft veel rompslomp. Nu moet ieder kind door drie leerkrachten beoordeeld worden.”
Slecht imago
Hoe kan het dat er te weinig reformatorische leerkrachten zijn? Dat is de donkere wolk die boven de formatietafel in Paanstra’s kamer hangt. De directeur denkt dat het vooral te maken heeft met het slechte imago van de onderwijswereld. „Zeker nu de lage salariëring en hoge werkdruk zo in het nieuws zijn geweest.” Kooiker reageert: „Natuurlijk zijn er beroepen waarin je meer verdient, maar we hebben geen reden tot klagen. Bovendien moet je niet het onderwijs in willen om rijk te worden, maar omdat je het mooi vindt om kinderen iets bij te brengen.”
Ook de toenemende complexiteit van het onderwijs kan jongeren afschrikken. „Er komt tegenwoordig veel administratie bij kijken. Resultaten moeten bijvoorbeeld digitaal ingevuld worden, zodat ouders thuis kunnen zien hoe hun kind het op school doet. Als je een grote groep hebt, kost dat tijd”, beaamt Kooiker.
Wereldreis
De teamleiders signaleren ook dat er afgestudeerde paboërs zijn die na hun opleiding niet direct voor de klas gaan. Kooiker: „Wellicht durven ze die verantwoordelijkheid nog niet aan, vinden ze zichzelf nog niet volwassen genoeg. Ze nemen dan bijvoorbeeld een tussenjaar om een wereldreis te maken.”
Schoolleider Paanstra: „In onze kerken zie je bijvoorbeeld ook dat jongeren steeds later belijdenis doen. Dat is niet per se negatief, maar komt dat wellicht doordat jongeren tegenwoordig later volwassen worden?”
Coen Anker, teamleider van groep 7 en 8: „Diezelfde twijfelende jongere denkt wellicht: als ik met zo veel vragen over het geloof worstel, wie ben ik dan om kinderen de weg te wijzen?”
„Als er geen leerkrachten meer uit de achterban komen, brengt dat het reformatorisch onderwijs van binnenuit in gevaar”, denkt Paanstra. De directeur vraagt zich af: „Zijn er nog jongeren die de drive voelen om kinderen iets wezenlijks mee te geven, voor de tijd, maar vooral voor de eeuwigheid?”
„Geven ouders hun kinderen nog wel mee wat de waarden van het leven zijn?” vraagt Anker zich af. „Stimuleren ze hun kinderen om te doen wat ze leuk vinden en waar ze veel geld mee kunnen verdienen, of adviseren ze om te vragen wat Gods weg met hen is? Het wezenlijke dat je kinderen mee kunt geven, is uiteindelijk veel meer waard dan een zak geld.”
Jongere vindt Bijbelgetrouw onderwijs minder belangrijk
Directeuren en leerkrachten zijn op, merkt Pieter Moens, voorzitter van het college van bestuur van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS). „Ik hoor weleens dat directeuren die met pensioen waren weer terugkomen om bij te springen.”
Dat er te weinig leerkrachten zijn, komt onder andere door een tekort aan pabostudenten. Volgens Moens is er altijd een schommeling in het aantal paboërs. „Als de economie wat minder draait, beginnen vaak meer jongeren met de opleiding, omdat er in het onderwijs een hoge baangarantie is. Nu draait de economie op volle toeren, dus zijn er meer jongeren die voor een goedbetaalde baan in het bedrijfsleven gaan.”
Dat minder reformatorische studenten voor het onderwijs kiezen, hoort volgens Moens bij de tijdgeest. „Het besef dat Bijbelgetrouw onderwijs belangrijk is voor onze kinderen, is minder geworden. Ook in onze gezindte is men steeds materialistischer. Veel geld verdienen is blijkbaar belangrijker geworden dan kinderen bij Gods Woord grootbrengen.”
Het slechte imago van het onderwijs is volgens Moens ook een belangrijke reden voor de afnemende animo bij jongeren om leraar te worden. „Vooral het werk van de vakbond PO in actie is zeer schadelijk voor het aanzien van de onderwijswereld. Met hun stakingen zeggen ze eigenlijk: dit werk is niet aantrekkelijk.” Om het imago van het leraarschap op te krikken, spoort de VGS-voorman leerkrachten aan om positief over hun werk te praten. „Ook al is de werkdruk hoog, dit vak is prachtig. Laten we dat met z’n allen uitstralen.”
De VGS is samen met Driestar educatief een project gestart om iets aan het lerarentekort te doen. Met verschillende docenten en directeuren wordt gekeken welke initiatieven er in het land zijn en hoe die beter onder de aandacht kunnen worden gebracht. Moens: „Basisscholen in Staphorst bijvoorbeeld gaan naar middelbare scholen om leerlingen te vragen of het docentschap wat voor hen is. Ze bieden een stageplek aan en zeggen toe hun studie deels of volledig te betalen. Op die manier proberen ze meer mensen naar de pabo te lokken. Dat zouden meer scholen kunnen doen.”
„Je weegt af: ben ik ziek genoeg om thuis te blijven?”
Corrie Wielink geeft al 12,5 jaar les op de Rehobothschool in Kootwijkerbroek, Janny van de Worp 10 jaar. Normaal staan vacatures verder van hen af, maar dit jaar volgen ze het proces nauwgezet. „We proeven de nood. Die kinderen hebben gewoon recht op goed onderwijs”, stelt Van de Worp, juf van groep 2, die met zwangerschapsverlof gaat. „Daarnaast is het dit keer heel direct van invloed op ons eigen werk”, vult Wielink, juf van groep 1, aan. „Mijn leerlingen gaan volgend jaar naar groep 2 en er is nog geen juf. Daar maak ik me wel zorgen om.”
De collega’s hebben de werkdruk de afgelopen jaren voelen toenemen. Toen Van de Worp met lesgeven begon, had ze een klas van 24 leerlingen. Nu staat ze voor een groep van dertig. „Dat levert extra werk op. Meer nakijkwerk, meer kinderen die aandacht vragen, meer gegevens invullen voor het leerlingvolgsysteem.”
Ook Wielink ervaart dat de druk groter wordt. De juf neemt haar werk tegenwoordig steeds vaker mee naar huis. „Ik ben ’s avonds meestal nog lang bezig met schoolwerk. Gelukkig zorgt het lesgeven ervoor dat je de arbeidsvreugde niet verliest. Die kinderen zijn echt geweldig.”
Wat het zou schelen als er een docent bij komt? „Alles”, zeggen de juffen in koor. „Als er niemand op de vacatures reageert, krijgen we misschien klassen van wel 45 leerlingen. Dat kun je die kinderen niet aandoen”, vindt Van de Worp. Toch denken de juffen niet dat de situatie onhoudbaar wordt. Wielink: „Het team is zo hecht en flexibel dat iedereen bereid is een stapje extra te zetten, zeker nu de nood hoog is.”
Door het gebrek aan personeel durven de leerkrachten zich niet bij ieder griepje ziek te melden, merkt Van de Worp. „Je weegt dan af: ben ik ziek genoeg om thuis te blijven?” Zelf blijft ze pas thuis als ze moet overgeven of niet langer op haar benen kan staan.
Straks, in de zomervakantie, zullen er wel weer een paar collega’s ziek zijn, denkt Wielink. „Dan is de druk eraf en krijgt hun lichaam er de mogelijkheid voor.” In het docententeam gaan de antigrieppilletjes van hand tot hand.