Dit betekent dat de commissie bij haar bewering blijft dat er geen concrete aanwijzingen zijn die duiden op nauwere betrekkingen tussen de terreurbeweging al-Qaida en het regime van de Iraakse dictator Saddam Hussein.

De commissie meldde dit vorige maand in een stafrapport. Dat was in tegenspraak met uitlatingen van een aantal prominente leden van de regering-Bush die in 2002 en vorig jaar beweerden dat er nauwe betrekkingen waren tussen al-Qaida en Bagdad. Naast de bewering dat het Iraakse regime werkte aan een kernwapenprogramma en over massavernietigingswapens beschikte, voerde Washington dit aan als een van de argumenten om in Irak militair in te grijpen. Daarmee zou worden voorkomen dat al-Qaida via Bagdad massavernietigingswapens in handen zou krijgen.

Niet alleen zijn er geen massavernietigingswapens gevonden, maar er was dus ook geen nauwe relatie tussen al-Qaida en Bagdad. Toen de commissie dit vorige maand meldde, ging vice-president Cheney in het tegenoffensief. „De mededeling dat er geen betrekkingen bestonden tussen al-Qaida en het regime van Saddam Hussein is gewoon niet waar”, aldus Cheney tegenover NBC-News. Hij suggereerde dat hij waarschijnlijk over meer informatie beschikte dan de onderzoekscommissie. Die verzocht de vice-president daarop beleefd doch dringend om die extra informatie waarover hij beschikte aan haar door te geven.

Dat is niet gebeurd, maar de commissie heeft wel nog eens alle documenten doorgenomen waarop haar conclusie was gebaseerd. In een verklaring liet de commissie dinsdag weten dat men over hetzelfde materiaal had beschikt als de vice-president en dat men dientengevolge bij de eerdere conclusie bleef. Cheneys woordvoerder Kevin Kellems draaide deze verkapte reprimande om in een compliment. „De verklaring van de commissie bewijst dat wij de onderzoekers inzage hebben verschaft in al het materiaal waarover wijzelf beschikten”, aldus Kellems.