"De ’bisschop’ kan toch niet gemist worden"
In reformatorische kring wordt de presbyteriale kerkstructuur als een groot goed beschouwd. De kerk wordt van ’onderop’ geregeerd. ”Bottum up” genoemd in de organisatiekunde in plaats van ”top down” (van bovenaf).
Naar goed voorbeeld van de kerkelijke structuur ontstonden er in het verleden verenigingen ten behoeve van instellingen voor onderwijs, zending en gezondheidszorg. Uit de leden van de vereniging werd een zogenaamd ”vrijetijdsbestuur” gekozen, een algemeen bestuur, en daaruit een dagelijks bestuur.
Dit bestuur bestond veelal uit plaatselijke notabelen, politici of vertegenwoordigers van de kerken. Goedwillende, bereidwillige en weldenkende mensen, of beter gezegd: vrijwilligers. Zij werden de ’bestuurders’. Uit overtuiging en met als doel behoud van de identiteit werden zo scholen, verzorgingshuizen, verpleeghuizen, ziekenhuizen et cetera aangestuurd.
Maar ja, er traden veranderingen op. De leden van de vereniging roerden zich. Immers, wij als Nederlanders werden mondig. En de directeur bleek allengs beter ingevoerd in de materie dan de bestuursleden.
Het besturen werd moeilijker en kwam onder druk te staan. Het doel was nobel, behoud van identiteit immers. Het bestuur besloot daarom de statuten aan te passen. Van de vereniging maakte men een stichting. De ’lastige’ leden hield je daarmee buiten de deur. Het bestuur kan nu gewoon besluiten wat ’nodig’ en ’goed’ voor de instelling van onderwijs of zorg is. Hoe kwamen we ook al weer tot die vereniging?
Armleuning
De ’presbyter’ werd ’bisschop’. Ook de directies roerden zich. Zij professionaliseerden in het leidinggeven aan de school of de zorginstelling. De maatschappelijke ontwikkelingen leidden ertoe dat de directies de ’oude’ bestuursrol op zich namen. Zij hebben de contacten met de overheden, de pers, de zorgverzekeraars en noem maar op. Zij spreken de pensioengerechtigden of jubilarissen toe. Zij geven vorm en inhoud aan de identiteit.
Maar het bestuur bleef het bestuur, letterlijk en figuurlijk. Er is een dagelijks bestuur dat eigenlijk op de stoel -of de armleuning van de stoel- van de directie wil zitten. Feitelijk kwam het bestuur op afstand te staan, maar in werkelijkheid wil het bestuur blijven besturen. Misschien wel tegen wil en dank. Van coachend bezig zijn, de medemens met al zijn gaven en zwakheden tot ontplooiing laten komen, heeft het bestuur nog niet gehoord.
Toch is duidelijk dat het niet meer is zoals het was. De discussie over de taakverdeling tussen bestuur en directie komt of is op gang.
Dat er geen dagelijks bestuur -denk even aan de armleuning- meer nodig zou zijn, wil er niet in. Immers, het pluche is toch wel lekker. De ’bisschop’ kan toch niet gemist worden.
In de kerk een bisschop, dat is niet reformatorisch. Maar hoe zit het dan in al die besturen van scholen, zendingsorganisaties of zorginstellingen? Zijn dat geen taken die iets met ons reformatorisch denken en handelen te maken hebben? Ja toch zeker?
Dan moet ons handelen in het besturen en het toezicht houden daarop bepaald zijn door ’presbyteriaal’ gedrag. Van onderop dus en niet van bovenaf.
Laat de professionals, de directeuren, besturen. Zij geven dagelijks leiding aan hun instelling voor onderwijs of zorg of … En uiteraard doen zij dat terwijl zij hun medewerkers als hun naaste zien. Ieder met zijn eigen gaven. Laat de besturen toezicht houden op de directies.
Laat beiden bereid zijn verantwoording af te leggen van hun handelen voor God en de mensen.
Vereniging
Bij oprichting van een rechtspersoon of bij (her)beoordeling van de statuten is de verenigingsvorm het overwegen waard.
Met het bestuur letterlijk en figuurlijk op afstand is niets mis. Wel zal het bestuur erop moeten toezien dat de directie haar taak verricht. Het bestuur staat daartoe de directie bij met adviezen, op verzoek met de daad en als klankbordgroep.
De directie, samen met de medewerkers, draagt zorg voor kwalitatief goed onderwijs, goede zorg. En tevens geeft zij vorm en inhoud aan de identiteit.
De ’bisschop’ wordt ’presbyter’ onder door onze God gegeven normen en waarden.
Drs. A. C. van Alphen, voorzitter raad van bestuur van een ziekenhuis